Hoe bescheiden ook, toch is dit nieuwe wereldforum dat 90 procent van de mondiale productie vertegenwoordigt, een opvallende stap in de richting van politieke regulering van de wereldeconomie. Het kapitalisme werd altijd al gekenmerkt door een ongelijke ontwikkeling tussen economie en politiek, waarbij kapitaal- en andere markten de grenzen van nationale staten overspoelden, en pogingen tot overheidsregulering met vertraging volgden op de periodiek uitbarstende economische paniek. Nu realiseert men zich opnieuw ten volle dat de politiek ook op internationaal vlak het primaat over de losgeslagen economie moet hernemen. Juist het neoliberale dogma dat ‘de economie primeert’ heeft immers alle ruimte geschapen voor een ongebreidelde bloei van de financiële hebzucht en het daarop gebaseerde avonturiersgedrag, die in belangrijke mate debet zijn aan de huidige crisis.
De eerste beslissing van de G20-top was daarom om de bankiersbonussen aan beperkende, internationaal geldende criteria te binden. Er werd geen plafond afgesproken, zoals Frankrijk en Nederland hadden gewild, maar wel werden restricties aangekondigd voor gegarandeerde en dus prestatie-onafhankelijke bonussen, korte-termijnbonussen en bonussen die werden uitgekeerd door financieel ongezonde banken. Voor deze onverdiende uitkeringen zou in bepaalde gevallen een terugvorderingsregeling worden ontworpen. Wouter Bos noemde dit alles een ‘ongelooflijke vooruitgang’. Zijn Zweedse collega Anders Borg was sceptischer: ‘Ook wij kunnen hebzucht niet reguleren. Dat is nou eenmaal de menselijke natuur. Er zullen weer risico’s genomen worden, er zullen weer zeepbellen ontstaan. En de wereld zal steeds weer nieuwe crises kennen’ (NRC Handelsblad 26.9.09).
Is dit beroep op de menselijke natuur een koele waarheid of een onterechte capitulatie voor de kwade neigingen van de mens? Zijn we eigenlijk allemaal door euro’s gedreven bankiers? Zijn ondernemerschap en het aangaan van productieve risico’s ondenkbaar zonder de prikkel van de hebzucht? En leggen we ons erbij neer dat het wereldkapitalisme ook in de toekomst onvermijdelijk ten prooi zal vallen aan onbeheersbare cycli van ‘boom-and-bust’?
In hun boek Bonus! Waarom bankiers de grote winnaars zijn van deze crisis laten Volkskrant-redacteuren Pieter Klok en Xander van Uffelen nogmaals de poverheid van deze pessimistische logica zien. Het neoliberale dogma dat individuele hebzucht via de onzichtbare hand van de markt de hoofdmotor is van collectieve groei, en dat welvaartsverdeling altijd ten koste zal gaan van de marktefficiëntie omdat mensen nu eenmaal werken voor geld en voor niets anders, blijkt hol van binnen. Het is eerder omgekeerd: de hebzucht krijgt de vrije teugel zodra toezicht en controle wegvallen, en dringt andere economische motieven zoals beroepseer, werkplezier en vernieuwingsdrang naar de achtergrond.
Het was juist de deregulering van de financiële markten vanaf de jaren tachtig, eerst op Wall Street en vanaf 1986 en Thatchers ‘Big Bang’ ook in de Londense City en de rest van Europa, die de ruimte schiep voor de perverse prikkels die onverantwoord risicovol gedrag stimuleerden. Het nieuwe type van de investment banker dat opkwam spiegelde precies de eigenschappen die door de neoliberale theorie ten onrechte als ‘natuurlijke’ neigingen van de mens werden verondersteld: egoïsme, zelfgenoegzaamheid en hebzucht, uitgedrukt in torenhoge salarissen en bonussen.
Ook in Nederland zijn we inmiddels bezig met een inhaalslag om het primaat van de politiek over de economie weer enigszins te herstellen. Hoe precair die operatie is werd wel duidelijk uit Bos’ ontboezeming in het voorjaar dat de tijd drong om maatregelen te nemen tegen de ‘besmettelijke hebzucht’ van de bankiers. Zij dreigden immers weer terug te vallen in ongewenst gedrag nu de crisis weer wat leek te betijen. DNB-president Nout Wellink had eerder al gesuggereerd dat de banken zo snel mogelijk van hun staatssteun af wilden om zelf weer te kunnen beslissen over hun eigen beloningsbeleid.
Klok en Van Uffelen wijden overigens een nogal ontluisterend hoofdstuk aan de koers van Bos in de crisis. Hij bleef lang passief, trad aarzelend op, en werd op beslissende momenten ‘links ingehaald’ door buitenlandse politici als Obama en de Britse Minister van Financiën Darling. Te lang bleef hij volgzaam aan de logica van de bankiers zelf die klaagden over (eigenlijk dreigden met) het risico dat sleutelmedewerkers bij aantasting van hun hoge beloningen zouden opstappen. Terwijl Obama een plafond eiste van $ 500.000 voor bestuurders van banken die door de overheid werden gesteund, stelde Bos zijn voorganger Gerrit Zalm aan voor het dubbele bedrag als bewindvoerder bij de inmiddels door de staat overgenomen ABN Amro.
Toen bleek dat de bank over het rampjaar 2008 ongeveer 500 bonussen zou toekennen, zei Bos: ‘Dit gaat niet over de perversiteiten van Wall Street. Dit gaat om hardwerkende mensen bij ABN Amro die een bescheiden extra beloning krijgen. Dit zijn niet zichzelf verrijkende bankiers.’ Ook de koffiejuffrouw zou ervan profiteren. Maar het bleek in feite te gaan om extra bonussen bovenop de cao-bonus die grotendeels bestemd waren voor het hogere management en de dealing room. Opnieuw waren het dus de grootverdieners die ook de hoogste variabele beloningen opstreken. Niet veel later wees een intern onderzoek bij dezelfde bank uit dat hogere functionarissen structureel beter werden beoordeeld, onder andere omdat zij meer invloed hadden op de invulling van hun persoonlijke prestatieplan, en omdat sommige prestatiecriteria voor hogergeplaatsten minder hard waren dan voor lageren in de hiërarchie.
Niet veel later kwam het nieuws dat 1200 medewerkers (met name in de hogere managementlagen) van de tweemaal fors door de staat gesteunde ING over 2008 een bonus zouden ontvangen van gemiddeld een ton. Bos voelde zich daar ‘beroerd’ over, maar zei niks te kunnen doen omdat ING ‘geen staatsbank’ was. Deze bonuspot van in totaal 300 miljoen euro kon alleen overeind blijven, aldus Klok en Van Uffelen, ‘omdat de nieuwe baas, Jan Hommen, het gevecht met zijn werknemers niet aandurfde, de staatscommissaris Lodewijk de Waal de bonussen liet passeren, minister Wouter Bos niet durfde in te grijpen en de regeringspartijen hun minister niet durfden te corrigeren’.
Het blijkt dus toch een kwestie van (ontbrekende) politieke durf te zijn. De bankiers lijken nog steeds te denken dat de crisis een soort natuurramp is waaraan ze geen schuld hebben, zodat het bonuscircus gewoon kan doorgaan. Ook een beroep op hun professionele trots blijkt tot nu toe weinig uit te halen. Ze komen pas in beweging zodra er sprake is van forse maatschappelijke en politieke druk, of als er een zodanig reputatieschade dreigt dat ze klandizie gaan verliezen. Verzet helpt wel degelijk, denken ook Klok en Van Uffelen. De vraag is hoe dit het beste kan worden georganiseerd, en met name hoe consumenten zich beter tegen deze uitwassen kunnen weren.
Hebzucht is misschien niet uit te roeien, maar valt wel degelijk te reguleren. Het is geen natuurverschijnsel, zoals de Zweedse minister denkt, maar hooguit een noodzakelijk kwaad dat met maatschappelijke en politieke middelen kan worden ingeperkt. De betekenis van de top in Pittsburgh is dat zij de politieke moed heeft getoond om daarmee een schoorvoetend begin te maken. Het is een kleine bonus voor de wereld als de wereldbonussen van de bankiers wat kunnen worden teruggedrongen.
Over Dick Pels
Socioloog en filosoof Dick Pels is essayist voor onder andere NRC Handelsblad, de Volkskrant, De Groene Amsterdammer en Hollands Diep. Hij is (hoofd)docent maatschappijtheorie en sociale filosofie aan de universiteiten van Amsterdam en Groningen. Daarnaast is hij een van de oprichters van de progressieve denktank Waterland.