In een experiment krijgen twee groepen respondenten hetzelfde filmpje te zien van twee auto’s die op elkaar inrijden. Voor de eerste groep respondenten is de vraag hoe hard de twee auto’s op elkaar ‘botsen’. De tweede groep krijgt de vraag hoe hard ze op elkaar ‘knallen’. Het resultaat is verrassend.
Respondenten die gevraagd wordt hoe hard de auto’s op elkaar knallen, schatten de snelheid hoger in dan de respondenten in de andere groep. Waarom? ‘Knallen’ associëren we met een hardere klap dan ‘botsen’, en dus denken we dat de snelheid hoger was. Blijkbaar heeft de taal waarin we onze boodschap vervatten, invloed op de manier waarop we naar de werkelijkheid kijken.
De laatste jaren is er steeds meer aandacht voor de invloed van taal op onze waarneming, en die invloed verloopt via woorden en verhaalstructuren. Denk bijvoorbeeld aan een woord als strategic endgame dat in veel strategiediscussies wordt gebruikt. Soms is het noodzakelijk dat een onderneming duidelijke strategische keuzes maakt. Maar soms ook niet. Dan is het veel verstandiger om even voor een afwachtende houding te kiezen, om opties open te houden. Want een duidelijke strategische keuze kan ook betekenen dat een onderneming in een tunnel terechtkomt, flexibiliteit verliest. Wie het in een strategische discussie voortdurend over een strategic endgame heeft, voedt het beeld dat er nu gekozen moet worden, dat nu de grote beslissingen vallen. We noemen dat ‘framing’: je zet de strategiediscussie in het raamwerk van de endgame en daarmee zit eenieder die pleit voor het openhouden van opties in het defensief.
Wie weet hoe te framen met woorden bezorgt zichzelf een comfortabele positie in een debat en duwt de tegenstander in de verdediging. Ben je tegen een meldpunt? Noem het systematisch een ‘kliklijn’. Vind je dat een ‘prominent’ binnen de onderneming te bemoeizuchtig is? Noem hem een ‘mastodont’. Zetten anderen je aanpak weg als een ‘oude werkwijze’? Noem het een ‘klassieke werkwijze’. En krijg je het verwijt ‘niet koersvast’ te zijn? Zeg dat je iemand bent die ‘blijft nadenken’ waarmee je anderen impliciet verwijt dat niet te doen, zij zijn ‘gefixeerd’ en ‘bevroren’.
Minstens zo belangrijk is dat achter veel taal een verhaalstructuur schuil gaat. Een linkse politicus verwijt een rechtse politicus dat hij de uitkeringen te veel kort van mensen die geen werk kunnen vinden. In zo’n verwijt zit een verhaalstructuur: de uitkeringsgerechtigde is slachtoffer, de rechtse politicus is de schurk en de linkse politicus is de held die het voor het slachtoffer opneemt. Ook dit is weer een frame. Wanneer de rechtse politicus in dat frame stapt, is hij de schurk en zit hij in het defensief. Niet doen dus, maar reframe de situatie: gebruik andere taal om dezelfde situatie te duiden. Zeg bijvoorbeeld dat er in de stad een speeltuin is die draait op vrijwilligers en druk wordt bezocht. Dat je die speeltuin moet gaan sluiten wegens een gebrek aan vrijwilligers. Maar dat er in dezelfde straat wel zeven mensen met een uitkering wonen en dat je daar toch echt wat aan wilt doen. Opeens is de rolverdeling een andere: de speeltuin is het slachtoffer en de rechtse politicus is de held. Dat debatteert een stuk comfortabeler.
Om misverstanden te voorkomen: framing is geen trucje en werkt uiteindelijk alleen als er een inhoudelijke opvatting achter schuil gaat – hoewel we de ander graag zullen verwijten dat hij ‘slechts framet’. Iedereen framet, bewust, maar vaak ook onbewust. Wees daar dus alert op. Kijk uit dat je niet met het frame van de tegenstander mee gaat. Heb je last van een frame, reframe het dan. Dat geeft je opponent het gevoel dat hij in de verkeerde film zit.
Do
- Wees alert op de partijdigheid van woorden die in een discussie worden gebruikt.
- Wees alert op de rolverdeling ‘schurk-slachtoffer-held’ in een betoog.
- En denk dus na over je eigen woorden en verhaalstructuur, kortom: reframe.
Dont's
- Stap nooit in het frame van de ander.
- Ga nooit framen om het framen, dus zonder onderliggende inhoud.
Over Hans de Bruijn
Prof. dr. Hans de Bruijn is hoogleraar bestuurskunde aan de Faculteit Techniek, Bestuur en Management van de Technische Universiteit Delft. Hij is daarnaast onder andere verbonden aan de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur in Den Haag en programmaleider Governance aan het Netherlands Institute for City Innovation Studies.
Foto, Sake Elzinga