Een aantal jaren geleden gooide ik het roer drastisch om. Ik besloot mijn lucratieve carrière als communicatie-adviseur aan de wilgen te hangen en me om te scholen tot stress en burn-out coach. Daartoe volgde ik opleidingen bij De Baak in Driebergen en begon ik aan de studie psychologie bij de Open Universiteit. Niet lang daarna opende ik de deuren van mijn eigen coachpraktijk. Al snel stroomden uitgebluste mensen binnen. Gegeven mijn netwerk in het bedrijfsleven betrof het vooral gestresste werknemers. Tijdens de intakes noemde de een zijn toestand ‘een burn-out’ en de ander, met gelijke klachten, een ‘beetje gespannen’. De verwarring over welk label paste bij welke klachten kwam niet in de laatste plaats door het nieuws dat regelmatig in de media verscheen over de ‘meer dan een miljoen’ mensen met burn-out. Daardoor werden milde stressklachten al snel een burn-out genoemd. Plichtsgetrouw vertelde ik cliënt na cliënt over de verschillen tussen spanningsklachten, overspanning en burn-out. Tot het moment dat ik dacht, het is handiger als ik er een boek over schrijf. Daarbij wilde ik vooral ook de professionals als huis- en bedrijfsartsen, psychologen en wetenschappers aan het woord laten.
Feit en fictie
Een van de eerste mensen die ik voor het boek interviewde was emeritus hoogleraar Wilmar Schaufeli. Het klikte goed en aan het einde van het gesprek namen we de beslissing het boek samen te schrijven. Ook Wilmar had de behoefte om voor een breder publiek de feiten rond burn-out te scheiden van de fictie. De samenwerking resulteerde in De burn-out bubbel waarbij we het fenomeen van a tot z kritisch onder de loep hebben genomen. Daarbij maakten we graag gebruik van de kennis en ervaring die 25 professionals middels interviews met ons deelden. Wilmars grote schat aan wetenschappelijke kennis en mijn praktische ervaring als coach, trainer en adviseur in het bedrijfsleven complementeerde het verhaal dat wij wilden vertellen.
Overzicht en inzicht
Met het boek bieden we overzicht en inzicht. Zo kijken we naar de geschiedenis van burn-out, de definitie, de diagnose en epidemiologie. Maar ook de behandelaars, behandeling en de rol van de werkgevers komen uitgebreid aan bod. Bovendien prikken we een aantal hardnekkig mythes door. Misschien wel de belangrijkste is dat we stellen dat er géén sprake is van een burn-out epidemie en dat die er ook niet gaat komen. Het echte aantal burn-out gevallen is zelfs relatief gering (enkele duizenden gevallen per jaar), wat in schril contrast staat tot het eerder genoemde ‘meer dan een miljoen’. We stellen ook dat mensen met een échte burn-out geholpen moeten worden door gz-psychologen na doorverwijzing door de huisarts. Dat gebeurt nu niet, waardoor de eerstelijnszorg zoals huisartsen gedwongen worden creatief met de diagnose om te gaan zodat de patiënt de zorg krijgt die deze verdient. Verder hameren we op het belang van preventie. Vooral bij kleine en middelgrote bedrijven ontbreekt het nog weleens aan voldoende aandacht daarvoor ondanks de wettelijke verplichting daartoe. Dat is vaak geen onwil maar meer het ontbreken van het antwoord op de vraag 'Maar hoe dan?'. We gaan er in het boek dieper op in. Tot slot bespreken we tien prikkelende stellingen waarin we onze mening geven maar de lezer ook uitnodigen tot reflectie en dialoog.
Over Wilmar Schaufeli
Over Jan Jaap Verolme
Jan Jaap Verolme is expert op het gebied van stress en burn-out. Hij maakt mensen en organisaties bewust van de oorzaken en gevolgen van stress en hoe je het kunt voorkomen.
Recent schreef hij samen met Wilmar Schaufeli de 'Burn-out Bubbel', het eerste kritische overzichtswerk van burn-out in Nederland.