Het grote kernkwaliteitenspel is ontworpen door Daniel Ofman (samen met Albert Heemeijer) die eerder al het Kernkwadrantenspel bedacht. De ondertitel van dit nieuwe spel luidt als volgt: ‘Hoe kun je in de dagelijkse omgang met anderen bewuster gebruik maken van je kwaliteiten…’ Dat klinkt bekend. Het gedachtegoed dat erin doorklinkt, werd ruim tien jaar geleden al verwoord door Peter Gerrickens in zijn boek Kwaliteiten. Theoretische achtergrond bij het Kwaliteitenspel: ‘Ieder van ons wordt in het dagelijks leven regelmatig geconfronteerd met zijn eigen-aardigheden. Je ontdekt dat je initiatiefrijk bent of gevoelig of zorgvuldig. Maar ook dat je soms bot doet tegen anderen, of onverschillig. […] Voor veel mensen is het niet eenvoudig hun kwaliteiten optimaal te benutten in het leven van alledag.’ Dat proberen ze natuurlijk wel en daarbij wilde Gerrickens met zijn boek (en met zijn Kwaliteitenspel) een handje helpen. Zoals Ofman dat met dit spel wil doen.
Het spel is bijzonder ingenieus gecomponeerd. Het begint, zoals de meeste andere spellen, met het werpen van de teerling. Drie stuks in dit geval: een met cijfers, een met kleuren en een met symbolen. De kleur bepaalt uit welke stapel je een kaart trekt, het symbool welke kaart het wordt en het cijfer welke opdracht van de kaart in kwestie. Want op iedere kaart staan er meer. En dan begint de zoektocht naar andere, effectievere manieren om van je kwaliteiten gebruik te maken.
Volgens de Amerikaanse ontwikkelingspsycholoog Winnicott is het spel in wezen een overgangsgebied tussen subjectieve behoeften en objectieve realiteiten, een transitionele ruimte dus. Mensen hebben die ruimte nodig om volwaardig te kunnen functioneren. De onderdelen van het spel scheppen een geheel nieuwe wereld waarin je de kans krijgt om van een afstandje naar jezelf en naar anderen te kijken. In deze ‘alsof-wereld’ kun je meer dingen tegen elkaar zeggen, omdat de setting echt en tegelijkertijd onecht is, spel én werkelijkheid in één. Om dat effect te kunnen bereiken, heb je echter niet alleen pionnen en spelkaarten nodig, maar ook goede ‘content’, opdrachten dus. En daaraan ontbreekt het naar mijn smaak in Ofmans nieuwe spel te veel. De opdrachten zijn vaak te abstract, en staan te ver van de spelers af. ‘In welk beroep zou je deze valkuil vooral moeten vermijden en waarom?’ Of: ‘Tot wat voor vriend of vriendin zou iemand met deze uitdaging zich aangetrokken voelen?’ Daarmee creëer je geen ‘alsof-wereld’ maar pure vervreemding.
Toegegeven: niet alle opdrachten zijn van hetzelfde kaliber. Je kunt als speler heus niet aanhoudend je eigen persoontje buiten beschouwing laten. Maar het spel biedt te weinig aanleiding tot forse discussies, strijd voor mijn part of tot hilariteit. En dat mag je toch best van een goed spel verwachten. Of je het nu meent of niet.
Over Bert Peene
Bert Peene werkte jarenlang als kerndocent bij IMAGO Groep, Via Vinci Academy en C-Lion, opleiders voor het onderwijs. Daarnaast voerde hij als zelfstandige opdrachten op het gebied van organisatieontwikkeling uit in profit en non-proft. Tegenwoordig werkt hij als free lance docent en schrijft hij voor diverse bladen over managementliteratuur.