Eén van de meest geciteerde uitspraken uit dit boek is het einde van zogenaamde ‘command & control organisaties’. Zo staat dat overigens niet letterlijk in dit boek. Volgens Drucker gaat het er om dat de ‘command & control organisaties’ van de twintigste eeuw vervangen moeten worden door organisaties die gebaseerd zijn op informatie. Dat wil zeggen dat de medewerkers in een organisatie informatie vrij met elkaar uitwisselen, maar ook voortdurend bezig zijn met de vraag welke informatie zij nodig hebben, hoe ze daaraan kunnen komen en welke informatie de medewerker verschuldigd is aan anderen in de organisatie.
Wil zo’n organisatie werken, dan moet aan nog twee voorwaarden zijn voldaan. De eerste is dat alle medewerkers in de organisatie met elkaar hetzelfde doel nastreven door vrijelijk hun individuele doelstellingen te communiceren. Een tweede voorwaarde is dat er in teams wordt gewerkt. Een specifieke type teams welt e verstaan, dat wil zeggen: teams waarin de leden elkanders rol kunnen overnemen (als tegenhanger van teams waarin elk lid een eigen specifieke rol vervult en niet die van een ander kan overnemen).
De vraag is dan over Drucker met deze voorspelling uit 1993 gelijk heeft gekregen. Ja en nee. We zien nu inderdaad organisaties waarin sprake is van de afwezigheid van informatie-asymmetrie. Organisaties dus waarin de klassieke Weberiaanse hiërarchie met zijn monopolie op informatie als basis voor ‘command & control’ vervangen wordt door informatiestructuren. Drucker heeft daarbij ook correct voorzien dat waar informatie meer vrijelijk beschikbaar komt in een organisatie, het aantal managers en het aantal managementlagen afneemt. Dit verschijnsel zien we nu sinds een jaar of vijf. Drucker besteedde ook steeds aandacht aan de factor mens. In zijn boek uit 1993 voorspelde hij dat medewerkers contributie georiënteerd zouden worden, en dat is precies wat zich nu voordoet.
Maar Drucker heeft niet op alle punten gelijk gekregen of beter gezegd: het niet scherp genoeg gezien. Uit alles blijkt dat hij zich het belang van informatietechnologie bewust is, maar het lijkt wel of hij de precieze werking daarvan in de organisatie die rond 1993 toch al behoorlijk bekend was, niet ziet. In een publicatie uit 1959 had Drucker de opkomst van informatietechnologie zelfs volledig over het hoofd gezien. De vraag is uiteraard hoe betekenis wordt verleend aan al die informatie die vrijelijk met elkaar gedeeld wordt. Daarvoor is niet alleen een doel nodig maar ook een oorzaak/gevolg-diagram. Met welk economisch- of winstmodel maakt de onderneming winst of creëert ze waarde?
In plaats daarvan legt Drucker de nadruk op wat hij noemt de ‘responsibility-based organization’. Dit idee heeft zowel betrekking op de onderneming die geacht wordt als goed burger in de samenleving te handelen, als op de interne organisatie. De ‘responsibility-based organization’ is voor Drucker de basis voor het functioneren van de organisatie waar command & control niet meer werken. Dit houdt in dat alle medewerkers verantwoordelijkheid nemen om de vraag te stellen wat ze kunnen bijdragen aan het totale doel van de onderneming in plaats van de vraag te stellen waarop ze recht hebben of wat hun positie is.
Maar Drucker heeft niet het onderscheid gemaakt tussen transactie-informatie (die vrij beschikbaar moet zijn) en persoonsgebonden inzichten en creativiteit (die door interacties in nieuwe producten en diensten gecombineerd moet worden) gemaakt. Hij heeft het belang daarvan niet echt onderkend. Wel zit Drucker er dicht tegenaan met de hiervoor gegeven beschrijving van het type team dat nodig is.
De titel van het boek, Post-Capitalist Society, verwijst naar Drucker’s inzicht (waarin hij overigens niet de enig noch de eerste is) dat exploitatie van kennis belangrijker wordt dan de exploitatie van fysieke activa. En dat voor die exploitatie van kennis de kenniswerker centraal staat. En die kenniswerker heeft om productief te kunnen zijn een geheel andere organisatievorm nodig dan die voor fabrieken wordt gebruikt. Dat heeft Drucker zoner meer goed gezien!
Maar er is één factor waarover hij stelselmatig zwijgt. En dat is precies de kern van de overgang van de economie van de tweede industriële revolutie naar de economie van de 21ste eeuw: het vraagstuk van eigendom. Want persoonsgebonden kennis is eigendom van de persoon, en niet van de vennootschap. Die verschuiving die nu onmiskenbaar gaande is, en wordt erkend door meerdere vooraanstaande economen maar helaas wordt ontkend in den brede, wordt door Drucker niet genoemd. Drucker spreekt uitvoerig over de nieuwe organisatie die nodig is ten behoeve van de productiviteit van de kenniswerker, maar dit centrale punt wordt niet genoemd, en dat is nu precies waar het op dit moment om draait.
Het lijkt wel of Drucker als Europeaan (hij komt uit het Weense intellectuele milieu van rond 1900) de conservatieve Amerikanen wakker wil schudden uit hun ‘unexamined lives’, zonder daarbij aan de wortels van hun systeem te komen. Zo beschrijft Drucker in dit boek ook het door hem al eerder voorspelde pensioenkapitalisme en vorspelt dat de pensioeninstellingen, de ‘raiders’, de ‘active shareholders’ financieren om in te grijpen bij matig presterende ondernemingen. Om daarbij op te merken (hoe actueel!) dat het nastreven van uitsluitend aandeelhouderswaarde demotiverend werkt voor de werknemer.
Vervolgens beschrijft Drucker het belang van de stakeholder benadering voor corporate goverance en prijst hij de stroming van professional management dat zijn managers die nadrukkelijk het belang van de samenleving in het oog houden, en niet alleen het belang van de onderneming. Om dan toch te vervallen in een pleidooi, conform Adam Smith en Milton Friedman, dat organisaties moeten doen waarvoor ze bedoeld zijn. En voor ondernemingen is dat winst maken. Wie Drucker goed leest, leert dat die winst gemaakt moet worden uit verantwoordelijkheid jegens de samenleving. Dat laatste punt is voor Drucker primair en doorslaggevend. En daarin krijgt hij op dit moment gelijk.
De idee van een klassieker is tweeledig. De eerste idee is dat vastgesteld kan worden dat een boek een beslissende invloed, in het bijzonder een wending, heeft gegeven aan de loop van de geschiedenis, zonder dat dit hoeft te betekenen dat het nog steeds lezenswaardig is. De tweede idee is dat het boek nog steeds lezenswaardig is uit oogpunt van wijsheid. De ideeën van Drucker zijn terug te vinden in de multidimensionale organisatie zoals die nu opgang doet. Dit boek is nodig om te begrijpen dat de multidimensionale organisatie door een aantal ondernemingen is ingezet en hoe dat gebeurt. In de bekende managementliteratuur wordt daar nagenoeg niets over gezegd. Er staan uitspraken in het boek die vandaag de dag soms gedateerd aandoen, maar desondanks staan er nog steeds wijsheden in die nog steeds navolging verdienen. Bijvoorbeeld: ‘…managing a business exclusively for the shareholders alienates the very people on whose motivation and dedication the modern business depends: the knowledge workers.’
Maar vooral is het herlezen van Post-Capitalist Society een les in ‘audacity’, de moed om ontwikkelingen in termen van consequenties goed door te denken, ook wanneer die consequenties de fundamenten van ons denken en handelen wegslaan. In dat opzicht is dit boek nu eigenlijk actueler dan in 1993 toen het neo-conservatisme met zijn afwijzing van de verbeelding diep nadenken nog niet om zeep had gebracht, en de reflex op enkele schandalen als Enron nog niet resulteerde in een overdaad aan regulering en risicomanagement.
Over Hans Strikwerda
Prof. Dr. J. Strikwerda (1952) is senior management consultant (partner) bij Nolan, Norton & Co., hoogleraar Organisatieleer en Organisatieverandering aan de Universiteit van Amsterdam en director van het Nolan Norton Institute. Strikwerda is deskundige op het gebied strategische ontwikkelingen, nieuwe organisatievormen, het ontwerpen van organisaties en ondernemingsbestuur, met name de internal governance. In het bijzonder houdt hij zich bezig met de dynamiek in strategie, organisatievormen en het besturen van ondernemingen en instellingen als gevolg van technologische en institutionele ontwikkelingen in de samenleving.