Jan Renkema (1948) is hoogleraar Tekstkwaliteit aan de Universiteit van Tilburg. Hij studeerde Algemene Taalwetenschap aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en promoveerde in 1981 op De Taal van Den Haag.
Meer over de auteursSchrijfwijzer Compact (toegang website)
Paperback Nederlands 2017 2e druk 9789024421138Samenvatting
De Schrijfwijzer Compact is de kleine, handzame versie van het meestgebruikte adviesboek over de Nederlandse taal. Het is bedoeld voor iedereen die voor studie of werk weleens een tekst schrijft en daarbij deskundig maar ook beknopt advies bij de hand wil hebben.
Dit boek helpt bij het:
1. beoordelen of een tekst goed is;
2. verhogen van het leesgemak van een tekst;
3. verbeteren van zinsbouw en woordkeus;
4. voorkomen van fouten in spelling en leestekens.
Daarnaast bevat het uitleg over de belangrijkste onderdelen van grotere publicaties, zoals scripties of rapporten. Ook laat het zien hoe je tabellen, literatuuropgaven en brieven opstelt, en geeft het tips voor e-mailcorrespondentie en schrijven voor het web.
Dit boek geeft toegang tot honderden oefen- en toetsvragen op www.schrijfwijzeroefeningen.nl en www.schrijfwijzeroefeningen.be.
Specificaties
Lezersrecensies
Over Eric Daamen
Inhoudsopgave
1 Tekstkwaliteit 11
1.1 Onderwerp, schrijver en lezer 13
1.2 Het CCC-model 14
1.3 Zeventig richtvragen bij het CCC-model 17
1.4 Volgorde en belang van ijkpunten 20
1.5 Een CCC-analyse 21
2 Inhoud en structuur 27
2.1 Van inhoud naar opbouw 29
2.2 Hoofdstukken, paragrafen, alinea’s en zinnen 30
2.3 Het verband tussen zinnen 32
2.3.1 Verbindingsmogelijkheden 32
2.3.2 Twaalf soorten verbindingen 33
2.4 De opsomming 35
2.5 De onderdelen van een publicatie 37
3 Formulering en stijl 43
3.1 Begrijpelijkheid 46
3.1.1 Lange zinnen 46
3.1.2 Lijdende vorm 47
3.1.3 Naamwoordstijl 49
3.1.4 Tangconstructies 51
3.1.5 Zinnen met een lange aanloop 52
3.1.6 Lange woorden 53
3.1.7 Moeilijke woorden 53
3.2 Nauwkeurigheid 54
3.2.1 Antwoorden op vragen 54
3.2.2 Lege woorden 56
3.2.3 Ingebouwde beperkingen 56
3.2.4 Dubbelzinnigheid 57
3.3 Bondigheid 59
3.3.1 Overbodige woorden 59
3.3.2 Pleonasme en tautologie 60
3.3.3 Voorzetseluitdrukkingen 61
3.4 Aantrekkelijkheid 62
3.4.1 Variatie in zinsbouw 62
3.4.2 Variatie in woordkeus 64
3.4.3 Beeldend schrijven 66
3.4.4 Stijlfiguren 67
3.4.5 Het menselijk element 69
4 Taalkwesties 71
4.1 Zinsbouw 73
4.1.1 Verkeerde samentrekking 73
4.1.2 Foute beknopte bijzinnen 74
4.1.3 Onvolledige zinnen 76
4.1.4 Volgorde van werkwoorden 77
4.1.5 Splitsing van woorden 78
4.1.6 Bijzondere woordvolgordes 80
4.2 Woordkeus 82
4.2.1 Woordfouten 82
4.2.2 Woordvariatie 83
4.2.3 Betekenisverschillen 84
4.2.4 Contaminaties 85
4.3 Zuiver Nederlands 86
4.3.1 Zeven redenen voor buitenlandse woorden 87
4.3.2 Nederengels 90
4.4 Werkwoorden 92
4.4.1 De vorm van de persoonsvorm 92
4.4.2 ‘Hebben’ of ‘zijn’ 93
4.4.3 Wel of geen ‘ge-’ bij voltooid deelwoord 95
4.4.4 Het onderwerp tussen enkelvoud en meervoud 96
4.5 Zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden 101
4.5.1 Het meervoud van inheemse zelfstandige naamwoorden 102
4.5.2 Het meervoud van uitheemse zelfstandige naamwoorden 104
4.5.3 De -e achter bijvoeglijke naamwoorden 105
4.6 Voornaamwoorden 107
4.6.1 Dat – wat, hen – hun, enz. 107
4.6.2 Alle(n), beide(n) 110
4.6.3 Hij–zij, zijn – haar, dat – die 112
4.6.4 Ik /mij, jij /jou, hij /hem, wij /ons, zij /hen 116
4.6.5 Wij worden geadviseerd / Ons wordt geadviseerd 117
4.7 Lidwoorden 118
4.8 Voegwoorden 119
4.9 Het bijwoord ‘niet’ 122
5 Spelling 125
5.1 Hoofdletters 127
5.1.1 Begin van de zin 127
5.1.2 Persoon en functie 129
5.1.3 Organisatie, opleiding en stroming 132
5.1.4 Product en publicatie 134
5.1.5 Aardrijkskundige naam, volk en taal 136
5.1.6 Feest, historische gebeurtenis en tijdperk 138
5.2 Aaneenschrijven, streepje of spatie 139
5.2.1 Een streepje voor de duidelijkheid 140
5.2.2 Samenstelling met bijzondere structuur 142
5.2.3 Naamwoorden 144
5.2.4 Werkwoorden 145
5.2.5 Voorzetsels 147
5.2.6 Samenstelling met een naam 151
5.2.7 Buitenlandse woordgroep 153
5.2.8 Betekenisverschil door spatie 156
5.3 Afbreekteken 157
5.3.1 Zeven regels voor woordafbreking 157
5.3.2 Drie afbreekadviezen 158
5.3.3 Het afbreekteken in combinatie 159
5.4 Weglatingsstreepje 159
5.5 Trema 160
5.6 Apostrof 163
5.7 Accenten 165
5.8 Tussenletters 167
5.8.1 Tussen-n 167
5.8.2 Tussen-s 169
5.9 Oude naamvalsvormen 171
5.10 Overige spellingkwesties 172
5.10.1 Zelfstandig naamwoord 172
5.10.2 Bijvoeglijk naamwoord 175
5.10.3 Werkwoord 177
5.10.4 Engelse werkwoorden in het Nederlands 182
6 Leestekens 187
6.1 Komma 189
6.1.1 Hoofdzinnen en bijzinnen 189
6.1.2 Bepalingen en zinsdelen 194
6.1.3 Overige gevallen 195
6.2 Puntkomma 196
6.3 Dubbelepunt 198
6.4 Streepjes 199
6.5 Haakjes 200
6.6 Schuine streep 201
6.7 Punt en puntenreeks 202
6.8 Vraagteken en uitroepteken 204
6.9 Aanhalingstekens 205
6.9.1 Citaat 205
6.9.2 Aanhalingsteken en leestekens 206
6.9.3 Woorden met een speciale status 207
7 Overige kwesties 209
7.1 Afkortingen 211
7.1.1 Soorten afkortingen 211
7.1.2 Symbolen 214
7.1.3 Afkortingen in combinatie 215
7.2 Getallen 216
7.3 Brieven 219
7.3.1 Een voorbeeldbrief 220
7.3.2 De onderdelen van een brief 221
7.4 E-mailetiquette 224
7.5 Schrijven voor het scherm 226
7.6 Tabellen 229
7.7 Literatuuropgave 231
Vaktermen 237
Register 249
Rubrieken
- advisering
- algemeen management
- coaching en trainen
- communicatie en media
- economie
- financieel management
- inkoop en logistiek
- internet en social media
- it-management / ict
- juridisch
- leiderschap
- marketing
- mens en maatschappij
- non-profit
- ondernemen
- organisatiekunde
- personal finance
- personeelsmanagement
- persoonlijke effectiviteit
- projectmanagement
- psychologie
- reclame en verkoop
- strategisch management
- verandermanagement
- werk en loopbaan