Op werkdagen voor 23:00 besteld, morgen in huis Gratis verzending vanaf €20

De bestuurder in het onderwijs

De juridische positie van de bestuurder in vijf onderwijssectoren

Paperback Nederlands 2017 1e druk 9789462902923
Verwachte levertijd ongeveer 6 werkdagen

Samenvatting

In deze publicatie gaat Martijn Nolen in op de positie van de bestuurder in het onderwijs. Hij bespreekt de voor bestuurders relevante onderwijsrechtelijke kernbegrippen, het publiekrechtelijk toezicht, het privaatrecht als toetsingskader, het thema samenwerking in het onderwijs en de benoeming, de beloning en het ontslag van individuele bestuurders. Op basis hiervan analyseert hij de juridische positie van de bestuurder en de verplichtingen van onderwijsorganisaties. Het onderzoek laat zien hoe de afgelopen dertig jaar de verantwoordingsrisico’s van onderwijsorganisaties zijn toegenomen en de positie van bestuurders in alle onderwijssectoren kwetsbaarder is geworden. Dit proces is deels versterkt door de introductie van steeds nieuwe zorgplichten en de toenemende intensiteit van het externe toezicht.

Martijn Nolen concludeert dat het juridisch normenkader in alle onderwijssectoren niet langer inzichtelijk is voor onderwijsorganisaties, hun bestuurders en derden. Honderd jaar na de totstandkoming van artikel 23 Grondwet is hierdoor de autonomie van openbare en bijzondere onderwijsorganisaties en hun bestuurders sterk begrensd. De auteur geeft aan dat het legitiem is dat bestuurders een beroep doen op de rechtspersonenrechtelijke bestuursautonomie en dat ze namens hun onderwijsorganisaties wijzen op de waarde van onderwijsrechtelijke autonomie.

Specificaties

ISBN13:9789462902923
Taal:Nederlands
Bindwijze:paperback
Aantal pagina's:690
Druk:1
Verschijningsdatum:18-2-2017
Hoofdrubriek:Juridisch
ISSN:
Jongbloed:Onderwijsrecht

Lezersrecensies

Wees de eerste die een lezersrecensie schrijft!

Over Martijn Nolen

Martijn Nolen (1977) is sinds 2004 werkzaam bij Van Doorne N.V. Advocaten Notarissen Fiscalisten en adviseert (onderwijs)organisaties (van kinderopvang tot universiteiten), brancheorganisaties en overheden. Hij is sinds 2016 tevens universitair docent bij het Molengraaff Instituut voor Privaatrecht van de Universiteit Utrecht.

Andere boeken door Martijn Nolen

Inhoudsopgave

Lijst afkortingen 19

Hoofdstuk 1 – Inleiding en verantwoording 21
1.1 Complexe onderwijsorganisaties en hoge maatschappelijke verwachtingen 21
1.1.1 Onderwijsorganisaties verzorgen onderwijs 21
1.1.2 Vertrekpunt en aanleiding 22
1.2 Probleemstelling en deelvragen 25
1.3 Doelstelling onderzoek 26
1.4 De begrippen bestuurder, onderwijsorganisatie en complexe onderwijsorganisatie 27
1.5 Beeld van de professioneel bestuurder 31
1.5.1 Wat doet een bestuurder? 31
1.5.2 Besturen betekent zorgen 34
1.6 Reikwijdte en beperking 36
1.6.1 Vijf onderwijssectoren, viersectorwetten en twee specifieke onderwijswetten 36
1.6.2 Onderzoeksperiode 1985-2016 37
1.7 Autonomie in het onderwijs als verbindend thema 38
1.7.1 Autonomie als waardevol beginsel 38
1.7.2 Artikel 23 Grondwet en autonomie 40
1.7.3 Het onderwijsrechtelijk autonomiebeginsel 45
1.7.4 Autonomie en belangen 46
1.7.5 Autonomieparadox 47
1.7.6 Professionele ruimte van de docent en medezeggenschap 51
1.8 Grensvlak privaatrecht, publiekrecht en onderwijswetgeving 52
1.9 Relevantie van het onderzoek 54
1.10 Onderzoeksmethodiek 55
1.10.1 Descriptief onderzoek 55
1.10.2 Interne rechtsvergelijking 56
1.10.3 Internationale rechtsvergelijking 57
1.11 Opzet en opbouw van het onderzoek 57
1.12 Tot slot 60


Hoofdstuk 2 – Historische ontwikkeling onderwijsorganisaties tot 1985 63
2.1 Inleiding 63
2.1.1 De bestuurder van vroeger is niet de bestuurder van nu 63
2.1.2 Vraagstelling en opzet hoofdstuk 63
2.2 De institutionalisering van de school (1350-1796) 64
2.2.1 Onderwijs als lokaal initiatief en onderwijzers als zelfstandig ondernemers 64
2.2.2 Bestuurlijke organisatie van de scholen 66
2.2.3 Stand van zaken eind achttiende eeuw 68
2.3 De ordening van het funderend onderwijs (1796-1917) 68
2.3.1 Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen Belang en Grondwet 1814 68
2.3.2 Schoolwet 1806 69
2.3.3 Grondwet 1848 72
2.3.4 Lager-onderwijswet 1857 75
2.3.5 Lager-onderwijswet 1878 en Lager-onderwijswet 1889 (Wet Mackay) 78
2.3.6 Stand van zaken eind negentiende eeuw 82
2.4 De kiem gelegd voor de vorming van complexe onderwijsorganisaties (1917-1968) 83
2.4.1 Artikel 192 Grondwet 1917: het einde van de Tweede Schoolstrijd 83
2.4.2 Lager-onderwijswet 1920 91
2.4.3 Wet op het voortgezet onderwijs 1968 (Mammoetwet) 93
2.4.4 Stand van zaken funderend onderwijs tot 1985 96
2.5 Hoger onderwijs maakte onderdeel uit van de overheid: 1815-1976 96
2.5.1 Organiek Besluit 1815 96
2.5.2 Wet tot regeling van het hoger onderwijs uit 1876 99
2.5.3 Hooger-onderwijswet 1905 100
2.5.4 Wet Wetenschappelijk Onderwijs 1960 en Wet universitaire bestuurshervorming 1970 101
2.5.5 Stand van zaken hoger onderwijs 1970 103
2.6 Betekenis voor de bestuurder? 104

Hoofdstuk 3 – Onderwijsrechtelijke kernbegrippen en bestuurlijke vormgeving 105
3.1 Inleiding 105
3.1.1 Vooraf 105
3.1.2 Vraag- en doelstelling hoofdstuk 106
3.1.3 Opzet hoofdstuk 107

3.1.4 Rechtsvorm onderwijsorganisaties: de private rechtsvorm is dominant 107
3.1.5 Bestuurlijk organisatierecht 109
3.2 Onderwijsrechtelijke kernbegrippen: het bevoegd gezag 112
3.2.1 Vooraf 112
3.2.2 Het begrip bevoegd gezag in de Wpo en de Wvo 113
3.2.3 Bestuursbevoegdheden in het onderwijs 123
3.2.4 Het ‘bevoegd gezag’ als normadressaat en/of rechtssubject 131
3.2.5 Nadere reflectie op het kernbegrip bevoegd gezag 135
3.2.6 Voorstel tot herziening kernbegrip bevoegd gezag 139
3.3 Onderwijsrechtelijke kernbegrippen: besturen, in stand houden en beheren 141
3.3.1 Inleiding 141
3.3.2 Bestuur en besturen bezien vanuit het perspectief van het rechtspersonenrecht 143
3.3.3 De kernbegrippen bestuur, besturen, in stand houden en beheer in de onderwijswetgeving 150
3.3.4 Herziening onderwijsrechtelijke kernbegrippen bestuur, besturen, instandhouding en beheer 155
3.4 Onderwijsrechtelijke kernbegrippen: school en instelling 157
3.4.1 Inleiding 157
3.4.2 Het kernbegrip school in de Wpo en de Wvo 157
3.4.3 De kernbegrippen instelling, opleiding, faculteit en organisatorische eenheid in de Web en de Whw 162
3.4.4 Herziening onderwijsrechtelijke kernbegrippen onderwijsinstelling, opleiding, faculteit en organisatorische eenheid 164
3.5 Bestuursvormen in het onderwijs 164
3.5.1 Inleiding 164
3.5.2 Bestuursvormen primair en voortgezet onderwijs 165
3.5.3 Bestuursvorm middelbaar beroepsonderwijs 177
3.5.4 Bestuursvorm hogescholen 179
3.5.5 Bestuursvormen universiteiten 182
3.5.6 Overeenkomsten tussen bestuursvormen zijn groter dan de verschillen 186
3.6 Betekenis voor de bestuurder? 187
3.6.1 Inleiding 187
3.6.2 Onderwijsrechtelijke kernbegrippen 188
3.6.3 De bestuursvorm van onderwijsorganisaties 188

3.6.4 Voorstel tot herziening van het juridisch grondschema voor de bestuurlijke organisatie van het onderwijs 189
3.6.5 Betekenis juridisch grondschema voor de juridische positie van de bestuurder in het onderwijs 193

Hoofdstuk 4 – Zorgplichten in het onderwijs 197
4.1 Inleiding 197
4.1.1 Vooraf 197
4.1.2 Vraagstelling en opzet hoofdstuk 197
4.1.3 Wettelijke deugdelijkheidseisen en bekostigingsvoorwaarden 198
4.1.4 Wisselwerking bevoegdheden en verplichtingen 201
4.2 Zorgplichten als ruimte latend instrument van wetgeving 202
4.2.1 Inleiding 202
4.2.2 Wat is een zorgplicht? 203
4.2.3 Interpretatie van zorgplichten 207
4.3 Zorgplicht goed onderwijs 210
4.3.1 Inleiding 210
4.3.2 Primair en voortgezet onderwijs: zorgplicht goed onderwijs 211
4.3.3 Middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs:specifieke zorgplichten goed onderwijs 219
4.3.4 Opmerkingen bij de zorgplicht goed onderwijs 223
4.4 Zorgplicht goed bestuur 226
4.4.1 Inleiding 226
4.4.2 Ontwikkelingsgeschiedenis zorgplicht goed bestuur 227
4.4.3 Zorgplicht goed bestuur in de huidige onderwijswetgeving 234
4.4.4 Recente ontwikkelingen rondom de zorgplicht goed bestuur 239
4.5 Zorgplicht scheiding bestuur en intern toezicht 244
4.5.1 Inleiding 244
4.5.2 Intern toezicht 246
4.5.3 Opmerkingen bij de zorgplicht scheiding bestuur en intern toezicht 250
4.6 Zorgplicht interne bestuursorganisatie 254
4.6.1 Inleiding 254
4.6.2 Interne bestuursorganisatie en het algemene rechtspersonenrecht 256
4.6.3 Interne bestuursorganisatie en het bestuursrecht 260
4.6.4 Regeling interne bestuursorganisatie: primair en voortgezet onderwijs 264
4.6.5 Regeling interne bestuursorganisatie: middelbaar beroepsonderwijs en hoger beroepsonderwijs 266

4.6.6 Regeling interne bestuursorganisatie: universiteiten 269
4.6.7 Opmerkingen bij de zorgplicht interne bestuursorganisatie 271
4.7 Zorgplicht medezeggenschap en professionele ruimte 275
4.7.1 Inleiding 275
4.7.2 Medezeggenschap in het primair en voortgezet onderwijs 276
4.7.3 Medezeggenschap in het middelbaar beroepsonderwijs 279
4.7.4 Medezeggenschap in het hoger onderwijs 280
4.7.5 Thema professionele ruimte 281
4.8 Betekenis voor de bestuurder? 283
4.8.1 Inleiding 283
4.8.2 Ontwikkeling zorgplichten 284
4.8.3 Opmerkingen bij de ontwikkeling van het gebruik van zorgplichten 286
4.8.4 Betekenis van zorgplichten voor de juridische positie van de bestuurder in het onderwijs 289

Hoofdstuk 5 – Extern toezicht door de overheid krachtens publiekrecht 291
5.1 Inleiding 291
5.1.1 Vooraf 291
5.1.2 Vraagstelling en opzet hoofdstuk 291
5.1.3 Extern toezicht door de overheid en publiekrecht 292
5.1.4 Relevantie extern toezicht voor de bestuurder 293
5.2 Extern toezicht in het algemeen en de verhouding tussen algemeen bestuursrecht en onderwijswetgeving 295
5.2.1 Inleiding 295
5.2.2 Basisbegrippen van extern toezicht 295
5.2.3 Wettelijke grondslag interventies en overzicht publiekrechtelijke interventies 299
5.2.4 Het bestuursrecht als gelaagd systeem 301
5.2.5 Complexiteit verhouding tussen onderwijswetgeving en het algemeen bestuursrecht bij interventies 303
5.2.6 Bijzondere kenmerken van de subsidierelatie in het onderwijs en de beginselplicht tot handhaving 305
5.3 Inspectie van het Onderwijs en de NVAO als externe toezichthouders 310
5.3.1 Inleiding 310
5.3.2 Taken en bevoegdheden van de Inspectie van het Onderwijs 310
5.3.3 Taken en bevoegdheden NVAO 320

5.3.4 Nadere opmerkingen bij de taken en bevoegdheden Inspectie van het Onderwijs en NVAO 321
5.4 De gemeente en de gemeenteraad als extern toezichthouder 325
5.4.1 Inleiding 325
5.4.2 Toezicht van de gemeente op de kwaliteit van het onderwijs heeft in beginsel een aanvullend karakter 326
5.4.3 Toezicht gemeenteraden op het openbaar onderwijs 328
5.5 Interventies en bestuurlijke sancties 332
5.5.1 Inleiding 332
5.5.2 Waarschuwing 333
5.5.3 Maatregel 335
5.5.4 Aanwijzingsbevoegdheid 336
5.5.5 Inhouding of opschorting bekostiging 350
5.5.6 Correctie, intrekking en/of wijziging van de bekostiging 354
5.5.7 Ontneming rechten op opleiding, examinering en bekostiging 369
5.6 Betekenis voor de bestuurder? 372
5.6.1 Inleiding 372
5.6.2 Ontwikkeling extern toezicht 373
5.6.3 Betekenis publiekrechtelijk extern toezicht voor de juridische positie van de bestuurder 375

Hoofdstuk 6 – Het privaatrecht als toetsingskader 379
6.1 Inleiding 379
6.1.1 Vooraf 379
6.1.2 Vraagstelling en opzet hoofdstuk 379
6.1.3 Het veronderstelde primaat van het privaatrecht en het gelijktijdig aanvullend karakter van het privaatrecht 382
6.2 Constitutieve voorwaarden voor onderwijsorganisaties 384
6.2.1 Inleiding 384
6.2.2 Bekostigingsvoorwaarden voor de onderwijsorganisatie met een privaatrechtelijke bestuursvorm 385
6.2.3 Constitutieve voorwaarden van algemeen rechtspersonenrecht 389
6.3 Beperking van de bestuursbevoegdheid in de actuele fase 390
6.3.1 Inleiding 390
6.3.2 Statutaire goedkeuringsrechten 391
6.3.3 Goedkeuringsrechten in de onderwijswetgeving 392
6.3.4 Adviesrechten 396
6.3.5 Gevolgen niet-naleving goedkeurings-, instemmings- of adviesrechten 397

6.4 Privaatrechtelijke interventies gericht op de bestuurderin de correctieve fase 399
6.4.1 Inleiding 399
6.4.2 Bestuurdersaansprakelijkheid 402
6.4.3 Ontslag stichtingsbestuurders door de rechtbank 418
6.4.4 Civielrechtelijk bestuursverbod 422
6.4.5 Enquêterecht 422
6.5 Educational malpractice 423
6.5.1 Inleiding 423
6.5.2 Kwalificatie privaatrechtelijke rechtsverhouding 424
6.5.3 Beginsel van behoorlijk onderwijs en ‘educational malpractice’ 426
6.6 Ontwikkeling van het privaatrecht in relatie tot de bestuurlijke autonomie 433
6.6.1 Vermaatschappelijking van het privaatrecht 433
6.6.2 Instrumentalisering van het privaatrecht? 434
6.6.3 Overheid en privaatrecht 436
6.7 Betekenis voor de bestuurder? 438
6.7.1 Inleiding 438
6.7.2 De reikwijdte en het gebruik van privaatrechtelijke sturingsinstrumenten neemt toe 439
6.7.3 Betekenis privaatrecht voor de juridische positie van de bestuurder in het onderwijs 441

Hoofdstuk 7 – Samenwerking in het onderwijs 443
7.1 Inleiding 443
7.1.1 Vooraf 443
7.1.2 Vraagstelling en opzet hoofdstuk 443
7.1.3 Mededinging en fiscaliteit 445
7.2 Wat is samenwerking? 446
7.2.1 Samenwerking tussen organisaties 446
7.2.2 Nevengeschikte samenwerking: samenwerkingsverbanden en bestuurlijke netwerken 447
7.2.3 De overheid stuurt op samenwerking 449
7.3 Juridisch karakter van samenwerkingsverplichtingen 451
7.3.1 Inleiding 451
7.3.2 Drie categorieën samenwerkingsverplichtingen 452
7.3.3 Juridische vormgeving samenwerkingsverplichtingen 454
7.3.4 Reflectie op betekenis samenwerkingsverplichtingen 469
7.4 Wettelijke faciliteiten voor samenwerking 471

7.4.1 Inleiding 471
7.4.2 Samenwerkingsovereenkomst kleine scholen en krimpbeleid 471
7.4.3 Centrale dienst primair en voortgezet onderwijs 474
7.4.4 Symbioseregeling voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs 476
7.4.5 Samenwerkingsinstituut 478
7.5 Onderwijsrechtelijke randvoorwaarden bij samenwerking 480
7.5.1 Inleiding 480
7.5.2 Bekostigingsvoorwaarden bij samenwerkingen 481
7.5.3 Fusietoets onderwijs 485
7.6 Betekenis voor de bestuurder? 491
7.6.1 Inleiding 491
7.6.2 Zorgplicht samenwerking 491
7.6.3 Sturing op samenwerking maakt afhankelijker 492
7.6.4 Betekenis van samenwerking voor de juridische positie van de bestuurder 493

Hoofdstuk 8 – Benoeming, kwaliteit, bezoldiging en ontslag van individuele bestuurders 497
8.1 Inleiding 497
8.1.1 Vooraf 497
8.1.2 Vraagstelling en opzet hoofdstuk 497
8.1.3 De bestuurder als individu 498
8.1.4 De dubbele rechtsbetrekking van de bestuurder 499
8.1.5 Wie is werkgever? 501
8.2 Benoeming bestuurder 502
8.2.1 Inleiding 502
8.2.2 Door wie wordt de bestuurder benoemd? 503
8.2.3 Draagvlak bij de benoeming 506
8.3 Kwaliteit bestuurder 512
8.3.1 Inleiding 512
8.3.2 Profielschetsen 513
8.3.3 Kwaliteitseisen 516
8.3.4 Negatieve kwaliteitseisen 519
8.3.5 Beperkingen aan de benoemingstermijn? 525
8.4 Bezoldiging bestuurder 526
8.4.1 Inleiding 526
8.4.2 WNT 526
8.4.3 Verdere regeling arbeidsvoorwaarden 537

8.5 Ontslag bestuurder 539
8.5.1 Inleiding 539
8.5.2 Rechtspersonenrechtelijk ontslag bestuurder stichting of vereniging 540
8.5.3 Arbeidsrechtelijke toetsing ontslag bestuurder 541
8.5.4 Opzegtermijn en loondoorbetalingsverplichting 544
8.5.5 Ontslagvergoedingen 546
8.5.6 De relatie tussen publiekrechtelijk toezicht en het arbeidsrechtelijk ontslag 550
8.6 Betekenis voor de bestuurder? 552
8.6.1 Inleiding 552
8.6.2 Hoge verwachtingen omtrent de kwaliteit en het functioneren van bestuurders 553
8.6.3 Bestuurders zijn persoonlijke kwetsbaar bij beloning en ontslag 554
8.6.4 Betekenis voor de positie van de bestuurder 556

Hoofdstuk 9 – Autonomie in het onderwijs als verbindend thema 559
9.1 Inleiding 559
9.2 Onderwijsrechtelijke autonomie in de onderwijssectorwetten 560
9.3 Bestuursautonomie en af te wegen belangen 564
9.3.1 Bestuursautonomie in het rechtspersonenrecht 564
9.3.2 De januskop van bestuursautonomie in het rechtspersonenrecht 565
9.3.3 Het belang van de onderwijsorganisatie 567
9.3.4 Duurzame waardecreatie als na te streven belang 569
9.4 Een juridisch beoordelingskader als handvat voor het verbindend thema 571
9.4.1 Inspiratiebronnen 571
9.4.2 Een aanzet voor een juridisch beoordelingskader 574
9.5 Beoordeling van argumenten voor begrenzing van de autonomie van de bestuurder 575
9.6 Slotopmerking autonomie als verbindend thema 579
9.6.1 Het onderwijsrechtelijk autonomiebeginsel als buitengrens 579
9.6.2 De autonomie om te kunnen besturen 580
9.6.3 Het bredere perspectief van het onderwijsrechtelijk autonomiebeginsel 582

Hoofdstuk 10 – Samenvatting, conclusies, een blik vooruit en slot 585
10.1 Inleiding 585
10.2 Samenvatting hoofdstukken 586

10.2.1 Inleiding 586
10.2.2 Een besef van continuïteit (Hoofdstuk 2) 586
10.2.3 Bestuurlijke vormgeving van het onderwijs: naar een professioneel bestuurder van een complexe onderwijsorganisatie (Hoofdstuk 3) 587
10.2.4 Zorgplichten als betrekkelijk recent fenomeen (Hoofdstuk 4) 588
10.2.5 De groei van het publiekrechtelijk toezicht (Hoofdstuk 5) 589
10.2.6 Het privaatrecht als aanvullend toetsingskader (Hoofdstuk 6) 590
10.2.7 Bestuurlijke netwerkvorming in het onderwijs (Hoofdstuk 7) 591
10.2.8 Meer focus op de individuele bestuurder (Hoofdstuk 8) 592
10.2.9 Een breder perspectief op de onderwijsrechtelijke autonomie (Hoofdstuk 9) 593
10.3 Conclusies 593
10.3.1 De intensiteit van de beoordeling van het functioneren van de bestuurder is toegenomen (deelvraag 1) 593
10.3.2 De wettelijke regulering van de juridische positie van de bestuurder is complex en weinig consistent (deelvraag 2) 596
10.3.3 De omvang van de autonomie van de bestuurder is kleiner geworden door de intensivering van het externe toezicht en de hoge verwachtingen van bestuurders (deelvraag 3) 598
10.3.4 Beantwoording probleemstelling: “Wat is de juridische positie van de bestuurder in het onderwijs?” 600
10.4 Een blik vooruit 603
10.5 Slot 607

Bijlage – Ontwikkeling artikel 23 Grondwet 611
Bijlage 5.2.3a – Overzicht publiekrechtelijke interventie-instrumenten in het onderwijs (exclusief openbaar onderwijs) 615
Bijlage 5.2.3b – Overzicht publiekrechtelijke instrumenten per sector en inclusief openbaar onderwijs 619

English Summary 623
Literatuurlijst 633
Lijst afkortingen tijdschriften en jurisprudentie 673
Jurisprudentie 675

Dankwoord 685
Curriculum Vitae 691

Managementboek Top 100

Rubrieken

Populaire producten

    Personen

      Trefwoorden

        De bestuurder in het onderwijs