Op werkdagen voor 23:00 besteld, morgen in huis Gratis verzending vanaf €20

Achtergrond

Hoe slim is Nederland?

Eind mei 2008 schreef de minister-president nog een brief aan de Tweede Kamer over de voortgang van Nederland Kennisland. Zijn tweede Innovatieplatform was inmiddels een jaartje bezig en hij vond het de hoogste tijd een tussentijdse balans op te maken. Hoe goed functioneert onze kenniseconomie, waar vinden we de slagkracht naar de toekomst om welvaart, geluk en gezondheid duurzaam te realiseren? Kortom zitten we op koers met onze kenniseconomie?

Joep Schrijvers | 12 januari 2009 | 5-7 minuten leestijd

Sinds de opkomst van kennismanagement in de jaren negentig is het belang van kennis als productiefactor voor de economie onomstreden. Meer kennis houdt Nederland in de economische vaart der volken, zo is het gedeelde axioma van goeroes, ondernemers, adviseurs en beleidsambtenaren. In een kleine serie zal ik deze communis opinio opnieuw onder het licht plaatsen. We beginnen met de meest basale vraag: hoe weet je of Nederland dom of slim is?

De vraag naar het kennisgehalte van Nederland is typisch een meetvraagstuk waar methodologen en statistici hun tanden op stukbijten. ‘Ja’, hoor je vaak consultants roepen, ‘Finland is veel slimmer dan wij, daar moeten we een voorbeeld aannemen.’ Als je dan doorvraagt, hoor je nog iets mompelen over cocreatie, innoveren en Nokia, en dan heb je het wel gehad. We hebben betere evidenties nodig dan rondzingende meningen. Gelukkig hebben onderzoekers de afgelopen decennia wereldwijd hard gewerkt aan hun kennisindicatoren.

R&D-indicator op oranje

Een indicator die al geruime tijd gebruikt om de slimheid van een land te meten, is het budget dat het uitgeeft aan R&D-activiteiten. Het gaat dan om onderzoek naar en ontwerp van fundamentele technologieën die diverse toepassingen kunnen krijgen. Een voorbeeld is de BlueRay-technologie om nog meer data op een DVD-schijf te krijgen waardoor videofilms in HD-kwaliteit te zien zijn. Het idee is dat hoe hoger het R&D-budget is des te slimmer het land vermoedelijk wel zal zijn. Om landen met elkaar te kunnen vergelijken, worden de R&D-budgetten gerelateerd aan de bevolkingsomvang en het nationaal inkomen. Dan blijkt, zo heeft het CBS berekent, dat de R&D-bedragen in Nederland al jaren dalen. In 1996 besteedde Nederland 1,96 procent van het nationaal inkomen aan R&D en tien jaar later, in 2006, nog maar 1,67 procent. We liggen hiermee onder het gemiddelde van de EU-15 als de EU-27. De Scandinavische landen en Duitsland behoren tot het peloton. Zweden is de koploper.

Betekent dit dat Nederland een slecht presterende middenmoter is die zijn innovatieve vermogen verkwanselt waardoor het concurrentievoordeel verdwijnt en ons land onaantrekkelijk wordt voor hightech-bedrijven? Dat valt nog te bezien. Nederland is immers vooral een transitoland en een land van simpele dienstverlening. We verdienen ons geld meer met lowtech dan met hightech, maar daarover later in de reeks meer.

Patenten op groen

Een andere manier om te meten of een kenniseconomie floreert, is om het aantal patenten te meten. In het patent komen research, ontwikkeling en originaliteit samen. De laatste cijfers zijn van 2004. Er blijkt dat Nederland en Duitsland de meest productieve ‘patentenscoorders’ zijn. Beide landen ‘produceren’ per 1 miljard euro aan R&D-gelden ongeveer 400 patenten. Dat is het hoogste van Europa. Dus ook al geven de Nederlanders steeds minder uit aan R&D, ze doen dat wel slim.

Wanneer je het aantal patenten afzet tegen het aantal inwoners veranderen de cijfers, dan daalt Nederland met iets meer dan 200 patenten naar de subtoppers.

Kwaliteit universiteiten is oranje/groen

Een andere manier om het kennisgehalte te meten, een manier die inmiddels tot heel wat protesten van vooral de verliezers heeft geleid, zijn de diverse rankinglijstjes van universiteiten en researchinstellingen in een land. Hoe meer goede universiteiten binnen je landsgrenzen, des te beter is het met je kenniseconomie gesteld. Een land weet dan toptalenten aan te trekken die flink aan de weg timmeren, veel en vaak geciteerd worden, prijzen winnen en in grote of kleine kring bekend zijn.

Er zijn inmiddels meerdere rankinglijsten in omloop die verschillende uitkomsten geven. Op de rankinglijst van ‘Times Education Supplement’ dat ieder jaar in oktober verschijnt, staat de Universiteit van Utrecht op de 67ste plaats, maar op de ‘Shanghailijst’ die de universiteit van Shanghai uitgeeft staat die universiteit op de 42ste plaats. De Spaanse lijst van ‘Ranklinglijst Cybermetrics Lab’ geeft deze universiteit een 65ste plaats. De verschillen vloeien voort uit de verschillende meetcriteria. De lijst van Times laat de reputatie van een universiteit meetellen. Dat doen de andere twee lijsten niet. De Shanghailijst is gebaseerd op prijzen en citaten in de zogenaamde A-tijdschriften, terwijl het Cybermetrics zijn lijst baseert op de aanwezigheid van de universiteiten op het internet.

Ondanks deze verschillen is één ding wel duidelijk. Het vooroordeel dat Angelsaksische universiteiten de beste zijn, blijkt te kloppen. Nederland behoort tot de subtop van universiteiten zowel als het gaat om prijzen, publicaties als om de aanwezigheid op het WWW.

Aantal hoger afgestudeerden op groen

De derde indicator om Nederland als kennisland de maat te nemen, is het aantal hoger opgeleiden en afgestudeerden. Het achterliggende idee is dat dit een maat is voor de in de hoofden verankerde en nedergedaalde kennis. De roep van politieke partijen en beleidsambtenaren om ‘meer talent’ sluit hierbij aan.

Wanneer we naar het aantal hoger opgeleiden kijken, dan valt een enorme groei van het aantal HBO’ers en academici op. In zestien jaar is dit aantal verdubbeld. Had in 1991 23 procent van de 23-jarigen een HBO- of WO-diploma, in 2007 was dat bijna 60 procent. De verwachting is dat dit percentage in de komende jaren nog hoger komt te liggen, omdat meer allochtonen hoger onderwijs zullen volgen. Wanneer we ervan uitgaan dat de waarde van een diploma hetzelfde is gebleven dan is de hoeveelheid kennis in de hoofden aanzienlijk toegenomen.

ICT-vaardigheid op oranje

Kennis is niet alleen opgeslagen in mensen maar ook in systemen, en tegenwoordig vooral in de ICT-systemen. Hoe beter mensen met ICT kunnen omgaan, des te hoger is het kennisgehalte zou je kunnen zeggen. Tegenwoordig worden de ICT-competenties in Nederland gemeten. In 2008 hadden de Nederlanders een gemiddelde of hoge computervaardigheid. Zij konden een folder kopiëren, randapparatuur installeren of een simpele formule in een spreadsheetcel opnemen.

Als het om internet gaat, scoren wij niet zo hoog. Nederlanders zijn middenmotors op het internet. Surfen, downloaden, informatie zoeken, iets kopen, we kunnen het wel maar niet zo goed als de Finnen, de Portugezen en de Bulgaren. Er valt hierin nog een wereld te winnen.

Nederland wil een kennisland zijn. Wanneer we naar de kennisindicatoren kijken, R&D, patenten, ranking van universiteiten, aantal hoger afgestudeerden en de ICT-vaardigheden, valt op dat ons land stelselmatig tot de middenmotors of de subtop behoort. Toch is Nederland economisch gesproken een van de beter presterende en nu met de economische crisis een van de langzamer verslechterende landen van de EU. Als een middelmatig lerend jongetje toch succesvol is, hoe belangrijk is het leren dan? Is de nadruk op kennis en innovatie wel zo slim?

Over Joep Schrijvers

Joep Schrijvers doet onderzoek naar westerse advies- en lesboeken voor vorsten, bestuurders en managers van Homerus tot Covey. Hij is schrijver van succesvolle, kritische boeken en artikelen over management, mens en maatschappij.

Deel dit artikel

Wat vond u van dit artikel?

0
0

Populaire producten

    Personen

      Trefwoorden