Op werkdagen voor 23:00 besteld, morgen in huis Gratis verzending vanaf €20

Interview

Steven de Jong

‘Bij stotterende sollicitanten schieten werkgevers vaak zelf in de stress’

Met ‘Gelieve niet te stotteren op onze inclusieve werkvloer’ breekt Steven de Jong een lans voor de arbeidsmarktkansen van mensen die stotteren. De Jong, ervaringsdeskundige, vroeg 80 werkgevers of hun vacature openstaat voor stotterende sollicitanten. Een journalistiek onderzoek met een persoonlijke aanleiding. ‘Nu ik als ondernemer geen manager meer heb die mij afrekent op het stotteren, voel ik me vrijer dan ooit. Alsof ik mijn stem terugkreeg.’

Hans van der Klis | Mirjam van der Linden | 11 december 2024 | 7-10 minuten leestijd

U heeft een rondgang gemaakt langs tachtig organisaties met uitstaande vacatures om te peilen of zij stotterende sollicitanten zouden verwelkomen. Amnesty International kwam er, ondanks de nadruk op inclusiviteit en mensenrechten, niet best vanaf: die reactie omschrijft u als ‘stomp in uw maag’. Is dat hoe het voelt als je vanwege je stotteren wordt afgewezen?

Als ik zou solliciteren bij een bedrijf als Shell, met een beroerd sociaal imago, zou ik minder verbaasd zijn. Het blijft natuurlijk wel discriminatie. Maar als bij Amnesty International zo hard wordt gesteld dat stotterende kandidaten niet in aanmerking komen voor een redactiefunctie, komt dat hard aan, ja. Dat is nota bene een organisatie die zich opwerpt als bewaker van mensenrechten.

Wie stottert, wordt gediscrimineerd, dat is wel duidelijk. Niet alleen een verlies voor de arbeidsmarkt, discriminatie is gewoon verboden. Hoe persoonlijk is dit onderwerp voor u?

Ik stotter zelf hevig, dat maak ik de lezer meteen duidelijk. Het is mijn eerste stotterboek. Alhoewel, in 2017 publiceerde ik een kantoorroman, Bezorgde burgers – De heroïsche strijd van één man tegen de wereld, waarin het stotteren niet benoemd wordt, maar waarin ik wel een gevoel van eenzaamheid overbreng dat ik ervoer als stotterende werknemer. Mijn onderzoek blinkt misschien niet uit in professionele distantie. Aan de andere kant: doordat Gelieve niet te stotteren op onze inclusieve werkvloer voortkomt uit mijn persoonlijke geschiedenis, wist ik wel de juiste vragen te stellen en de resultaten goed te interpreteren. Het onderzoek zelf is objectief uitgevoerd, reproduceerbaar en de resultaten zijn transparant. Ik citeer gewoon reacties op een simpele vraag.

De vraag die u werkgevers en recruiters stelde is inderdaad eenvoudig: zou deze baan geschikt zijn als je stottert? Vindt u zelf dan ook dat sommige banen niet geschikt zijn?

In gesprekken over dit boek verwijs ik soms naar de functie van luchtverkeersleider. Stel, er staat nog een bagagekarretje op de landingsbaan en je loopt vast in die melding aan de piloot, wat dan? Maar toen ik mijn boek op het Stotterfestival in Nijkerk presenteerde, vertelde iemand mij dat een Amerikaans vliegveld een stotterende luchtverkeersleider in dienst heeft. Het stotteren kan in bepaalde omstandigheden dus vrijwel afwezig zijn. Het verschilt echt van persoon tot persoon.

Dat schreef u ook in het boek, dat u soms helemaal vloeiend spreekt. Bijvoorbeeld bij vrienden die u al twintig jaar kent. Dat roept de vraag op: wat is het precies, stotteren?

In de kern is het een fysiek-neurologisch probleem, en dus géén psychische blokkade, wat veel mensen denken. Dat betekent dat het voor degenen met een sterke genetische aanleg voor stotteren – zij die er als kind niet overheen gegroeid zijn – nauwelijks nog is af te leren. Natuurlijk kan psyche wel een rol gaan spelen, zeker bij mensen die niet de vrijheid voelen om te stotteren. Maar het is eigen aan deze neurologische conditie dat de hevigheid van stotteren per situatie verschilt. Vergelijk het met radiozenders: de ene is vatbaarder voor verstoring dan de andere.

In het Journal of Fluency Disorders verscheen een artikel waarin staat dat vijf tot zeventien procent van de bevolking ooit stotterde. Eén procent groeit er nooit overheen, ondanks alle therapieën en methoden. Daarom pleit ik ervoor dat leidinggevenden het stotteren van werknemers gewoon accepteren, ook in klantcontact. Het stigma dat zij ‘zichzelf psychisch niet de baas zijn’ moet ervanaf. Grootste probleem is namelijk de reactie op het stotteren van leraren, werkgevers en collega’s. Dáár zit het ongemak. Mensen zoals ik hebben gewoon het recht om te stotteren, zoals anderen ook het recht hebben om met een handicap mee te draaien. In 2022 kwam de Britse stottervereniging Stamma met De Verklaring voor het Recht om te Stotteren, die breed gedragen wordt door de internationale stottergemeenschap: dit is hoe wij praten. Die verklaring had een bevrijdend effect op mij. Ik voel me nu minder schuldig over het feit dat ik na vele therapieën nog steeds stotter. Ik schaam mij er veel minder voor. Wel ging ik door een fase van verdriet en woede. ‘Blijf werken aan je spraakhandicap’, zei een chef bij het landelijke dagblad waar ik werkte tegen mij. Vervolgens werd ik jaren achtereen geïsoleerd in spraakarme functies.

Want dat is het grootste probleem, begrijp ik: velen zien stotteren als iets dat je kunt afleren. Als dat niet lukt, wordt dat ten onrechte gezien als verwijtbare handicap en dus als falen.

Precies. Zulke oordelen zorgen voor gevoelens van schaamte en schuld. Leven met stotteren wordt dan zwaarder. Wie niet de ruimte voelt om stotterend te spreken, valt stil en gaat vaak heviger stotteren op momenten dat er toch echt gesproken moet worden. Als je je in een vergadering steeds bezwaard voelt om iets te zeggen, schaadt dat je loopbaankansen. Zeker als collega’s ook nog menen dat jij beter geen klantgesprekken kan voeren. Moet je wel opeens naar een klant, dan voel je niet meer het vertrouwen van je werkgever. Ik maakte dat zelf mee toen ik redacteur was van een landelijk dagblad en vrijwel alleen opiniestukken redigeerde, waarvoor ik nauwelijks hoefde te spreken. Nu ik als zelfstandig ondernemer geen manager meer heb die mij afrekent op het stotteren, voel ik me veel en veel vrijer. Eenmaal weg uit die discriminerende organisatie, kreeg ik mijn stem terug. Een stotterende stem, dat nog steeds, maar wel mijn stem.

Je stem terug, zowel figuurlijk als letterlijk dus. Maar wat zou u doen als u zelf iemand moest inhuren? Kan u zich in de recruiter verplaatsen?

Recruiters zoeken de geschiktste kandidaat, dat begrijp ik heus wel. Zij oordelen over vaardigheden en eigenschappen – en of het klikt. Maar zij moeten ook wet- en regelgeving volgen. En dat vergeten ze weleens. Je mag een sollicitant niet zomaar op basis van een handicap afwijzen. Eerst moet je het gesprek aangaan met diegene, die vaak prima kan aangeven hoe taken het beste uitgevoerd kunnen worden. Bij veel andere handicaps is het vanzelfsprekend dat je samen naar manieren zoekt om de beperking te verlichten. Bij stotterende sollicitanten schieten werkgevers vaak zelf in de stress: zij kunnen zich niet voorstellen dat je ook stotterend kunt vergaderen en presenteren. De vraag ‘wat heb jij van ons nodig in dergelijke situaties’ wordt zelden gesteld. Bij een rondvraag kan dat bijvoorbeeld zijn: geef mij als eerste de beurt. Of organiseer regelmatige check-ups waarin de vraag wordt gesteld of de werkomgeving nog stottervriendelijk is, welke drempels iemand ervaart om zich te uiten. Hevig stotterende werknemers, zo is mijn ervaring, worden vaak aan hun lot overgelaten en er ook nog eens hard op afgerekend. Dat moet anders.

Wat hebben mensen die stotteren nodig?

Het belangrijkste is een open benadering. Dat valt uiteen in drie dingen: een sociale werkvloer, dus geen angstcultuur, regelmatige check-ups, dus vragen wat iemand nodig heeft om optimaal te kunnen functioneren, en het vertrouwen in het beoordelingsvermogen van de stotterende werknemer zelf. Je kunt gewoon vragen wat hij of zij nodig heeft om goed te functioneren. Het kan best zijn dat iemand die stottert liever niet in een kantoortuin telefoneert. Een belhok, dat ook anderen kunnen gebruiken, helpt dan. Die bereidheid ontbreekt helaas vaak. Vloeiendsprekende leidinggevenden denken nogal eens: ik zie jou in die functie niet alle taken naar behoren oppakken. Ik ben daarom blij dat VVD-kamerlid Daan de Kort naar aanleiding van mijn boek Kamervragen stelde. Hij is nagenoeg blind en een inspirerend voorbeeld. Ik kon mij moeilijk voorstellen hoe hij al die dossiers doorspit. Maar hij blijkt dat zelfs sneller te kunnen dan ziende Kamerleden. Hij zet de tekst van honderden pagina’s om in spraak en laat die op een voor ons onnavolgbare snelheid afspelen. In de Kamer speecht hij uit zijn hoofd en dat maakt hem daar een van de betere sprekers. Ik wil niet zeggen dat mensen hun handicap altijd ergens mee moeten compenseren, maar wel dat een rigide oordeel van de onwetende omgeving funest is.

U ziet uw stotter, zo schrijft u in een persoonlijke brief aan het slot van uw boek, als uw grootste vijand, uw gijzelnemer, maar ook als uw beste vriend. Waarom?

Als werkgevers van het stotteren niet meer zo’n punt maken, voelt het ook minder als handicap. Ja, voor toehoorders kan het lastig zijn, maar het is wat het is. Ik kan er nu prima mee leven en werken, mits de omgeving er niet zo’n punt van maakt. Praten met mijn twee zoontjes gaat overigens vloeiend. Ik stotter wel bij de overdracht op school en bij de kinderopvang, maar dat brengt mij niet meer uit evenwicht. Of een dag geslaagd of niet geslaagd is, hangt niet meer af van de mate waarin ik gestotterd heb. Sterker, ik zeg nu: een dag niet gestotterd is een dag niet geleefd. Dat gevoel draag ik uit in het boek, zodat stotterende lezers ook die vrijheid gaan pakken: het recht om te stotteren, zeker ook in praatfuncties. Dat idee helpt mij meer dan al die therapieën, die vaak averechts bij mij werken. De vrijheid van articulatie die ik nu ervaar, gun ik anderen ook.

Dit boek kwam tot stand i.s.m. Start Foundation en Stichting Support Stotteren.

Over Hans van der Klis

Hans van der Klis is freelance journalist. Hij schrijft regelmatig artikelen voor Managementboek.

Deel dit artikel

Wat vond u van dit artikel?

0
0

Populaire producten

    Personen

      Trefwoorden