'The Network Economy. Strategy, Structure and Management' is opgebouwd rond het inzicht dat er vijf typen netwerken zijn te onderscheiden: netwerken van concurrenten (bundelen marktkracht), waardeketen-netwerken (leverancier en producent), klantservicenetwerken (aanvullende diensten), R&D-netwerken en netwerken gericht op standaardisatie. Netwerken zijn bepaalde combinaties van meerdere autonome organisaties die direct of indirect samenwerken, gebaseerd op één of meer overeenkomsten tussen hen. Door een rol te kiezen als groepslid, dirigent of door een brugfunctie te vervullen wordt duidelijk welke strategie gekozen moet worden. Vervolgens kan de structuur van het netwerk worden vormgegeven door de spelers keuzes te laten maken. Dat gaat dan over het aantal spelers in het netwerk, de mate van diversiteit van de partners, hoe besluitvorming en control georganiseerd wordt, in welke mate iedereen met iedereen contact moet hebben en hoe sterk de relaties moeten zijn. Al deze aspecten verschillen per type netwerk. Een ander structuuraspect is de mate waarin sprake is van expliciete of meer impliciete coördinatie en de mate van (centrale) sturing binnen het netwerk. Ook hierbij geldt dat er geen 'one best way of organizing', De Man geeft mooie voorbeelden van hoe netwerkstructuren passend bij het type netwerk succesvol kunnen uitpakken. Daaruit blijkt het veelbelovende karakter van de netwerkeconomie. Meest praktijkgericht is het stukje in het boek over het management van netwerken. Naast de basisvereisten van goed management gaat het volgens De Man over het bewaken van voortgang, prestatiemanagement vormgeven, de balans bewaken tussen commitment en flexibiliteit, alliantiecompetenties opbouwen en kennismanagement in het netwerk organiseren. Over het toepassen van alliantievaardigheden heeft De Man samen met Duysters in 'Ondernemen in allianties en netwerken' onder redactie van Boonstra een helder artikel geschreven. Het managen van netwerken is complex en kost veel tijd: partners vragen aandacht en communicatie moet intensief zijn. Netwerken zijn geen 'quick fix', ze zijn veeleisend. Een interessant hoofdstuk gaat over netwerken en concurrentie. Paradoxaal genoeg gaan toenemende samenwerking en concurrentie hand in hand. Er is dan strijd over de verdeling van opbrengsten en kosten binnen het netwerk, strijd over de goede relaties met de machtige speler in het netwerk, strijd tussen groepen of netwerken en strijd tussen een netwerk van kleinere organisaties met een of meer grote organisaties. Een bedrijfstakanalyse waarbij alleen gekeken wordt naar concurrentie op individueel bedrijfsniveau, zonder een degelijke analyse van netwerken levert een incompleet plaatje op. De Man heeft het mooiste voor het laatst bewaard: de mythen van netwerkorganisaties. Hij rekent in dit slothoofdstuk af met het idee dat netwerken een superieure vorm van organiseren is en dat het om vertrouwen gaat in plaats van (ook) om sturing en beheersing (control), zie ook het boek 'Alliantiebesturing'. Verder noemt hij onder meer dat netwerken weliswaar de natuurlijke maar niet een makkelijke manier van organiseren van kennismanagement zijn: vaak is de variëteit aan kennis gelukkig belangrijker dan het soepel uitwisselen en delen van kennis. Netwerken, heeft het nog iets met economie te maken? Ja, het helpt als middel om productiviteit te verhogen via specialisatie, door kennis en resources beter te benutten en al te veel concurrentie tegen te gaan. De Man geeft een waarschuwing als het gaat om de toepassing van theorie over clustervorming en nationale systemen van innovatie. De toegevoegde waarde van de overheid in het stimuleren van innovatie is grotendeels beperkt tot het bevorderen van managerial kennis en begrip van de werking van netwerken en de netwerkeconomie. Hij geeft aan dat geografische nabijheid een belangrijke stimulans is voor innovatie. Bedrijven kunnen dezelfde infrastructuur gebruiken en eenvoudiger ideeën uitwisselen. Het toepassen van ideeën (vaak belangrijker dan het uitvinden zelf) gaat gemakkelijker als uitvinders en gebruikers bij elkaar in de buurt werken. Ondertussen gaat de globalisering van de economie verder en wordt internationaal kennismanagement cruciaal. De sector en het soort bedrijf bepalen waarschijnlijk in welke mate netwerken juist lokaal dan wel internationaal georganiseerd moeten worden om innovatief te zijn. Dit boek is een welkome aanvulling in de boekenkast om organisaties te zien opereren in netwerken en biedt bovendien goede handvatten om dat opereren ook te ontwerpen en te verbeteren.
Over Friso van Abbema
Friso van Abbema is ondernemer en organisatieadviseur. Hij adviseert en helpt organisaties in het publieke domein met het organiseren en resultaten bereiken via samenwerkingsverbanden.