Het daderschap van de rechtspersoon
Een onderzoek naar het Drijfmestkader als richtinggevend kader voor het daderschap van de rechtspersoon
Paperback Nederlands 2022 1e druk 9789462126633Samenvatting
Met het Drijfmestarrest uit 2003 heeft de Hoge Raad een richtinggevend, maar tegelijkertijd open kader ontwikkeld voor het vaststellen van het daderschap van de rechtspersoon. In de literatuur en rechtspraak zijn echter vele vragen over de toepassing van dit Drijfmestkader gerezen en onbeantwoord gebleven.
In Het daderschap van de rechtspersoon wordt aan de hand van een gedetailleerde en gestructureerde analyse van driehonderd gepubliceerde uitspraken onderzocht hoe in de feitenrechtspraak invulling is gegeven aan het Drijfmestkader. Dat leidt tot nieuwe inzichten, namelijk concrete handreikingen voor de toepassing van de bestaande vier Drijfmestomstandigheden, een vijfde Drijfmestomstandigheid van vereenzelviging, een zesde Drijfmestomstandigheid van een handelen of nalaten binnen de reikwijdte van datgene waartoe iemand was gerechtigd door de rechtspersoon en tot een nieuw fundament voor het daderschap van de rechtspersoon dat als ondergrens moet dienen.
Daarnaast is het belang van een deugdelijke motivering van de toepassing van het Drijfmestkader gebleken, omdat dat bijdraagt aan de aanvaardbaarheid van rechterlijke beslissingen tot de vaststelling van het daderschap van de rechtspersoon.
Specificaties
Lezersrecensies
Inhoudsopgave
1 Inleiding 21
1 Introductie 21
2 Probleemstelling 23
3 Methode 24
4 Normatief toetsingskader: het materieelrechtelijk legaliteitsbeginsel 27
5 Wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie van het onderzoek 30
6 Plan van behandeling 32
7 Leeswijzer 34
2 Het daderschap van de rechtspersoon – de huidige stand van zaken 35
1 Introductie 35
2 Artikel 51 Sr: achtergrond en context 36
3 Belangrijke begrippen uit artikel 51 lid 1 Sr: ‘rechtspersonen’, ‘begaan’ en ‘strafbare feiten’ 40
3.1 De rechtspersoon 40
3.2 Het begaan van een strafbaar feit 44
3.3 Strafbare feiten 44
4 Het daderschap van de rechtspersoon 47
4.1 Daderschap in de wet en wetsgeschiedenis 47
4.2 Daderschap in de jurisprudentie van de Hoge Raad voor het Drijfmestarrest 51
4.3 Het Drijfmestarrest 59
4.4 De vier Drijfmestomstandigheden 63
4.4.1 Werkzaam ten behoeve van de rechtspersoon 63
4.4.2 De normale bedrijfsvoering of taakuitoefening 65
4.4.3 Dienstigheid 69
4.4.4 Beschikken en aanvaarden 70
4.5 De sfeer van de rechtspersoon 78
4.6 De aard van de (verboden) gedraging 79
4.7 De redelijke toerekening 80
5 Vragen over het daderschap naar aanleiding van het Drijfmestarrest 87
5.1 Een ander oriëntatiepunt en/of andere omstandigheden? 87
5.2 De onderlinge verhouding tussen de Drijfmestomstandigheden 91
5.2.1 Het gewicht van de Drijfmestomstandigheden 92
5.2.2 Welke Drijfmestomstandigheid wanneer? 95
5.3 Wat is het rechtsgevolg wanneer voldoende zorg is betracht? 101
6 Het Drijfmestkader als richtinggevend kader voor het daderschap van de rechtspersoon? 102
3 De methode van de feitenrechtspraakanalyse 105
1 Introductie 105
2 De selectie van de uitspraken 106
2.1 De keuze voor gepubliceerde uitspraken en de databank 106
2.2 De selectie van de uitspraken in de databank 108
3 Analyse en rapportage 114
3.1 De analyse van de geselecteerde uitspraken 114
3.2 De rapportage van de resultaten en bevindingen 116
4 De eerste Drijfmestomstandigheid: uit hoofde van een dienstbetrekking of uit anderen hoofde werkzaam ten behoeve van de rechtspersoon 119
1 Introductie 119
2 Cijfermatig overzicht 120
3 De natuurlijke personen en hun (rechts)betrekkingen met de rechtspersoon 125
3.1 Naar wie kijkt de feitenrechter bij het motiveren van de eerste omstandigheid? 126
3.2 Uit dienstbetrekking of uit anderen hoofde werkzaam ten behoeve van de rechtspersoon 131
3.2.1 Wat is de (rechts)betrekking van de natuurlijke personen met de rechtspersoon? 131
3.2.2 Analyse van de reikwijdte van de (rechts)betrekking 137
4 De motivering van de eerste omstandigheid 145
5 Waar ziet het handelen of nalaten van de natuurlijke persoon op? 148
5.1 Eerste variant 149
5.2 Tweede variant 150
5.3 Derde variant 152
5.4 Vierde variant 155
5.5 Vijfde variant 158
5.6 Afsluitende opmerkingen over de varianten 159
6 Zaken waarvoor het gebruik van de eerste omstandigheid niet met zekerheid vastgesteld kan worden 160
6.1 De natuurlijke persoon en/of personen 160
6.2 De (rechts)betrekkingen 162
6.3 Enkele opvallende aspecten 163
7 Conclusie 164
5 De tweede Drijfmestomstandigheid: de normale bedrijfsvoering of taakuitoefening 169
1 Introductie 169
2 Cijfermatig overzicht 170
3 De gedraging 174
3.1 De gedraging in de feitenrechtspraak: twee nieuwe vragen 174
3.1.1 Een puntsgewijs overzicht van de diverse antwoorden 175
3.1.2 Een aantal exemplarische voorbeelden 178
3.2 De vorm van de gedraging en de verhouding tot het ten laste gelegde en bewezen verklaarde gedrag 185
3.2.1 De vorm van de gedraging 185
3.2.2 De verhouding tussen de gedraging ten aanzien waarvan de feitenrechter de omstandigheid hanteert en het ten laste gelegde en bewezen verklaarde gedrag 186
3.2.3 Oordeel over de geïdentificeerde verhoudingen 188
3.3 De verboden gedraging? 193
3.4 Over het perspectief van de feitenrechter bij de gedraging 197
4 De motivering van de normale bedrijfsvoering of taakuitoefening 198
4.1 Watstelt de feitenrechter vast omtrent de normale bedrijfsvoering of taakuitoefening? 200
4.2 Op basis waarvan stelt de feitenrechter de normale bedrijfsvoering of taakuitoefening vast? 204
4.3 Bevindingen over de invulling van de normale bedrijfsvoering of taakuitoefening in de feitenrechtspraak 209
4.3.1 De invulling van de normale bedrijfsvoering of taakuitoefening in de feitenrechtspraak, in vergelijking met de opvattingen uit de literatuur 209
4.3.2 De beperkte motivering van de normale bedrijfsvoering of taakuitoefening 211
5 Het oordeel dat de gedraging in de normale bedrijfsvoering of taakuitoefening ‘past’ 212
6 De reikwijdte van de tweede omstandigheid 216
7 Conclusie 218
6 De derde Drijfmestomstandigheid: dienstig in het door verdachte uitgeoefende bedrijf of in diens taakuitoefening 225
1 Introductie 225
2 Cijfermatig overzicht 226
3 De gedraging 229
3.1 De gedraging in de feitenrechtspraak: wederom twee vragen 229
3.1.1 Een puntsgewijs overzicht van de diverse antwoorden 231
3.1.2 Een aantal exemplarische voorbeelden 232
3.2 De vorm van de gedraging en de verhouding tot het ten laste gelegde en bewezen verklaarde gedrag 236
3.2.1 De vorm van de gedraging 236
3.2.2 De verhouding tussen de gedragingwaarop de feitenrechter de omstandigheid toepast en het ten laste gelegde en bewezen verklaarde gedrag 237
3.2.3 Oordeel over de geïdentificeerde verhoudingen 238
3.3 De verboden gedraging? 243
3.4 Over het perspectief van de feitenrechter bij de gedraging 245
4 De invulling van ‘dienstig in het door de verdachte uitgeoefende bedrijf of in diens taakuitoefening’ 246
4.1 Op welke wijze dienstig in het door verdachte uitgeoefende bedrijf of in diens taakuitoefening? 247
4.1.1 Financieel voordeel 248
4.1.2 Andere vormen van ‘dienstigheid’ 248
4.1.3 Toekomstig of bedoeld voordeel 250
4.2 De invulling van de derde Drijfmestomstandigheid vergeleken 251
5 Conclusie 253
7 De vierde Drijfmestomstandigheid: beschikken, aanvaarden, plegen te aanvaarden en de zorgplichtvariant 259
1 Introductie 259
2 Cijfermatig overzicht en overzicht van dewijzewaarop de verschillende onderdelen van de vierde omstandigheid zijn gehanteerd en gecombineerd 261
2.1 Een cijfermatig overzicht van de vierde omstandigheid, in vergelijking met de rest van de Drijfmestomstandigheden 261
2.2 Een cijfermatig overzicht van het gebruik van de verschillende onderdelen van de vierde omstandigheid 264
3 De gedraging 274
3.1 De gedraging in de feitenrechtspraak: wederom twee vragen 274
3.1.1 Een puntsgewijs overzicht van de diverse antwoorden 275
3.1.2 Een aantal exemplarische voorbeelden 277
3.2 De vorm van de gedraging en de verhouding tot het ten laste gelegde en bewezen verklaarde gedrag 284
3.2.1 De vorm van de gedraging 284
3.2.2 De verhouding van de gedraging tot het ten laste gelegde en bewezen verklaarde gedrag 289
3.2.3 Oordeel over de geïdentificeerde verhoudingen van de vier onderdelen in samenhang bezien 294
3.3 Over het perspectief van de feitenrechter bij de gedraging 298
4 De invulling van de vierde Drijfmestomstandigheid 301
4.1 Beschikkingsmacht 302
4.1.1 De omstandigheden die van belang worden geacht om beschikkingsmacht vast te stellen 302
4.1.2 De omstandigheden gecombineerd 305
4.1.3 De invulling van beschikkingsmacht vergeleken 308
4.2 Aanvaarden, plegen te aanvaarden en de zorgplichtvariant van aanvaarden 310
4.2.1 Aanvaarden in de zorgplichtvariant 311
4.2.2 Aanvaarden op een anderewijze dan via de zorgplichtvariant 320
4.2.3 Bevindingen over de invulling van aanvaarden en de zorgplicht, ook in vergelijking met de literatuur 322
5 Conclusie 324
8 De vijfde Drijfmestomstandigheid: vereenzelviging 333
1 Introductie 333
2 Vereenzelviging in de feitenrechtspraak 333
2.1 Vereenzelviging in zaak 18:05 en zaak 18:06 334
2.2 Vereenzelviging in zaak 16:16 en zaak 16:17 338
2.3 Vereenzelviging in zaak 15:06 342
3 De vijfde Drijfmestomstandigheid 343
4 Conclusie 348
9 De sfeer van de rechtspersoon en de redelijke toerekening 351
1 Introductie 351
2 Het sfeercriterium 353
2.1 Wel of geen sfeercriterium gehanteerd 353
2.2 De verschillende toepassingswijzen van het sfeercriterium 354
2.2.1 Een overkoepelende toepassing 355
2.2.2 Als enig argument of mogelijk enig argument 357
2.2.3 Als aanvullend argument bij de eerste Drijfmestomstandigheid 358
2.2.4 Een nevengeschikte toepassing, waaronder nevengeschikt en mogelijk nog een andere rol 360
2.2.5 Overig 362
2.3 De inhoudelijke invulling van het sfeercriterium 363
2.3.1 De nadere concretisering van de overkoepelende toepassing 364
2.4 Discussie: het sfeercriterium in de feitenrechtspraak 369
2.5 Conclusies over het sfeercriterium in de feitenrechtspraak 374
3 De redelijke toerekening 375
3.1 De toepassingswijze van de redelijke toerekening 375
3.2 De inhoudelijke invulling van de redelijke toerekening 379
3.3 Conclusies over de redelijke toerekening 386
4 Het sfeercriterium en de redelijke toerekening vergeleken 388
5 Het toetsen van hypothesen over de eisen die worden gesteld aan het vestigen dan wel het uitsluiten van het daderschap van de rechtspersoon 390
5.1 De hypothesen 392
5.2 Het gebruik van de afzonderlijke omstandigheden 394
5.3 Het combineren van de Drijfmestomstandigheden 397
5.4 Wel of geen toerekening? 403
5.5 Discussie: de rol van en de onderlinge verhouding tussen de omstandigheden in de feitenrechtspraak 409
6 Conclusie 413
10 De resultaten van de feitenrechtspraakanalyse in samenhang bezien 417
1 Introductie 417
2 De Drijfmestomstandigheden 418
2.1 Drijfmestomstandigheid 1: uit dienstbetrekking of uit anderen hoofde werkzaam ten behoeve van de rechtspersoon 419
2.2 Drijfmestomstandigheid 2: de normale bedrijfsvoering of taakuitoefening 425
2.3 Drijfmestomstandigheid 3: dienstig in het door verdachte uitgeoefende bedrijf of in diens taakuitoefening 430
2.4 Drijfmestomstandigheid 4: beschikken, aanvaarden, plegen te aanvaarden en de zorgplichtvariant van aanvaarden 432
2.5 De vijfde Drijfmestomstandigheid 437
2.6 Andere omstandigheden? 440
2.7 De resultaten van de feitenrechtspraakanalyse in samenhang bezien – de omstandigheden 441
2.7.1 Verduidelijking van de inhoudelijke betekenis van de omstandigheden 441
2.7.2 Antwoorden op een aantal vragen 441
2.7.3 (Nieuwe) vragen en onduidelijkheden over de inhoudelijke betekenis 442
2.7.4 Vragen en onduidelijkheden over een mogelijk verschil in gewicht binnen de omstandigheden 444
2.8 Het toepassen van de Drijfmestomstandigheden: ten aanzien van welk gedrag? 445
2.8.1 Plegerschap en het centraal stellen van een gedeelte van het ten laste gelegde en bewezen verklaarde gedrag 447
2.8.2 Plegerschap en het centraal stellen van gedrag dat voorafgaat en/of ten grondslag ligt aan het ten laste gelegde en bewezen verklaarde gedrag of gedrag dat volgt op en/of het gevolg is van het ten laste gelegde en bewezen verklaarde gedrag 448
2.8.3 Het verband tussen het ten laste gelegde en bewezen verklaarde gedrag en gedrag dat hieraan voorafgaat of ten grondslag ligt bij de eerste Drijfmestomstandigheid 450
2.8.4 Hetstapelen van toerekeningsconstructies bij de eerste omstandigheid 450
2.8.5 Abstraheren van het verboden gedrag? 451
3 De betekenis van hetsfeercriterium en mogelijke andere oriëntatiepunten 452
4 De aard van de (verboden) gedraging 456
5 Het hoofdcriterium van de redelijke toerekening 457
5.1 De betekenis van toerekening in de feitenrechtspraak 457
5.2 De redelijke toerekening – over ‘de redelijkheid’ van de toerekening 459
6 Het motiveren van het daderschapsoordeel 465
7 Het Drijfmestkader als richtinggevend kader voor het daderschap van de rechtspersoon? 471
11 Een blik over de grens: daderschap van de rechtspersoon in Engeland en Wales 475
1 Introductie 475
2 Methode 476
3 Strafrechtelijke aansprakelijkheid naar Engels recht 480
3.1 Een juridisch strafbaar feit naar Engels recht 480
3.2 Verschillende soorten strafbare feiten 482
3.3 De onderneming en de rechtspersoon naar Engels recht 483
4 Het rechtssubject van de rechtspersoon in het Engelse strafrecht en gealloceerde aansprakelijkheid 485
4.1 De acceptatie van de rechtspersoon als rechtssubject in het Engelse strafrecht 485
4.2 De dogmatische opvatting van de rechtspersoon en gealloceerd daderschap 486
5 Directe aansprakelijkheid 487
6 Vicarious liability 488
6.1 De plaats van vicarious liability in het strafrecht 488
6.2 Het toepassen van vicarious liability in het strafrecht 490
6.2.1 Vicarious liability op basis van het delegation principle 492
6.2.2 Vicarious liability op basis van het attributed act principle 495
6.2.3 Nadere analyse van vicarious liability op basis van de twee beginselen 499
6.3 Een ruimere toepassing van vicarious liability bij de rechtspersoon? 500
7 De identification doctrine 501
7.1 De plaats van de identification doctrine in het strafrecht 501
7.2 Het toepassen van de identification doctrine in het strafrecht 503
7.3 Een nieuwe benadering in Meridian? 509
8 De Corporate Manslaughter and Corporate Homicide Act 2007 514
8.1 Corporate manslaughter in het Engelse strafrecht 514
8.2 Het model van corporate manslaughter 517
8.2.1 Een relevante zorgplicht jegens het slachtoffer 518
8.2.2 De zorgplichtschending 520
9 De failure to prevent offences 526
9.1 De failure to prevent offences in het Engelse strafrecht 526
9.2 Het failure to prevent offence in de Bribery Act 2010 529
9.2.1 Het begaan van de delicten uit artikel 1 en artikel 6 531
9.2.2 Associated person 532
9.2.3 De ‘intention to obtain or retain business or obtain
or retain an advantage in the conduct of business’ 533
9.2.4 Het verweer 534
9.3 De failure to prevent offences in de Criminal Finances Act 2017 537
9.3.1 Het begaan van het gronddelict 539
9.3.2 Begaan door een person ‘when acting in the capacity of a person associated with’ de relevante onderneming 541
9.3.3 Het verweer 542
10 Relevante inzichten voor het Nederlandse model 543
10.1 Vijf Engelse modellen voor daderschap versus één Nederlands model 544
10.2 Het vestigen van het daderschap van de rechtspersoon vergeleken 547
10.2.1 Directe aansprakelijkheid 548
10.2.2 Vicarious liability 549
10.2.3 Identification doctrine 550
10.2.4 Corporate manslaughter 551
10.2.5 Failure to prevent offences 551
10.2.6 Conclusie 552
10.3 Relevante verbanden 553
10.3.1 De relatie tussen de natuurlijke persoon en de rechtspersoon 553
10.3.2 De relatie tussen de rechtspersoon, de natuurlijke persoon en het delict 556
10.4 Nog meer inspiratie? 561
10.4.1 Inspiratie voor de zorgplichtvariant van aanvaarden? 561
10.4.2 Een equivalent van failure to prevent offences in het Nederlandse recht? 563
10.5 Conclusie 564
12 Een herformulering van het Drijfmestkader 567
1 Introductie 567
2 Toerekening 568
3 De ondergrens van de redelijke toerekening 570
3.1 Een ondergrens 570
3.2 De component van zeggenschap 573
3.3 De component van voorzienbaarheid 574
3.4 De component van de rechtsplicht 575
3.5 De drie componenten tezamen 575
3.6 Enkele specifieke toepassingsvoorbeelden 578
4 De rol en inhoudelijke betekenis van ‘de sfeer van de rechtspersoon’ 580
5 De zes Drijfmestomstandigheden 582
5.1 Drijfmestomstandigheid 1: uit hoofde van een dienstbetrekking of uit anderen hoofdewerkzaam ten behoeve van de rechtspersoon 583
5.2 Een nieuwe ‘tweede’ Drijfmestomstandigheid: handelen of nalaten binnen de reikwijdte van datgene waartoe iemand was gerechtigd door de rechtspersoon 588
5.3 Drijfmestomstandigheid 3: de gedraging past in de normale bedrijfsvoering of taakuitoefening van de rechtspersoon 590
5.4 Drijfmestomstandigheid 4: de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf of in diens taakuitoefening 593
5.5 Drijfmestomstandigheid 5: beschikken en aanvaarden 595
5.6 Drijfmestomstandigheid 6: vereenzelviging 599
5.7 Het toepassen van de Drijfmestomstandigheden ten aanzien van het gedrag 600
6 Drijfmest 2.0 601
6.1 Het Drijfmestkader 601
6.2 Een herformulering van het Drijfmestkader 602
6.3 Een opdracht voor de feitenrechters en een mogelijkheid tot meer sturing door de Hoge Raad 604
Summary 607
Lijst van aangehaalde literatuur 617
Aangehaalde jurisprudentie 635
Bijlage I Besluit selectiecriteria uitsprakendatabank Rechtspraak.nl ten tijde van de rechtspraakanalyse 649
Bijlage II Zaaknummer, ECLI en daderschapscode 653
Bijlage III Nodes (codes) 663
Bijlage IV Gronddelicten Bribery Act 2010 en Criminal Finances Act 2017 667
Curriculum vitae 673
Rubrieken
- advisering
- algemeen management
- coaching en trainen
- communicatie en media
- economie
- financieel management
- inkoop en logistiek
- internet en social media
- it-management / ict
- juridisch
- leiderschap
- marketing
- mens en maatschappij
- non-profit
- ondernemen
- organisatiekunde
- personal finance
- personeelsmanagement
- persoonlijke effectiviteit
- projectmanagement
- psychologie
- reclame en verkoop
- strategisch management
- verandermanagement
- werk en loopbaan