Onderzoeken van fraude

1 Fraude 9
1.1 Een definitie 9
1.2 Vermoedens van fraude 10
1.3 De fraude-indicatoren 11

2 De onderzoeker 19
2.1 Inleiding 19
2.2 De opsporingsambtenaar 20
2.3 De intern onderzoeker 22
2.4 De particulier onderzoeke r29
2.5 De forensisch IT-auditor 36
2.6 De forensisch accountant 40
2.7 Voor- en nadelen per type onderzoeker 45

3 Het onderzoek 49
3.1 De keuze 49
3.2 Het dossier 57
3.3 De informatieverplichting aan de betrokkene 59
3.4 Het toetsingskader 62
3.5 Het onderzoek 64
3.6 De analyse 79
3.7 De rapportage 80

4 Onderzoeksmiddelen 93
4.1 Inleiding 93
4.2 Beeldonderzoek 95
4.3 Bestaanscontrole 96
4.4 Betreden van (besloten) plaatsen 98
4.5 Bronnenonderzoek 100
4.6 Dievenval 101
4.7 Documentonderzoek 102
4.8 Heimelijke observatie met camera 105
4.9 Interview 111
4.10 Meeluisteren en/of opnemen van (telefoon)gesprekken 127
4.11 Observatie 132
4.12 Onderzoek (administratieve) bescheiden en gegevens 137
4.13 Onderzoek geautomatiseerde voorzieningen 138
4.14 Onderzoek internet, e-mail en ander netwerkverkeer 144
4.15 Proefaankopen en pseudoklant 149

4.16 Reconstructie 151
4.17 Sporenonderzoek 152
4.18 Statistisch onderzoek 156
4.19 Verklaringen van andere deskundigen 157
4.20 Verbandscontrole 159
4.21 Werkplekonderzoek 161

5 Modelonderzoeken 165
5.1 Inleiding 165
5.2 Indeling modelonderzoeken 166
5.3 Aanbestedingsonderzoek 168
5.4 Achtergrondonderzoek 177
5.5 Declaratieonderzoek 184
5.6 ICT-onderzoek 191
5.7 Kasonderzoek 197
5.8 Nevenwerkzaamhedenonderzoek 202
5.9 Schending geheimhoudingsplicht 206
5.10 Screening sollicitanten 210
5.11 Softwareonderzoek 214
5.12 Steekpenningonderzoek 218
5.13 Subsidieonderzoek 224
5.14 Tijdonderzoek 229
5.15 Verzekeringsonderzoek 234
5.16 Voorraadonderzoek 239

Serie fraude en integriteit 247