De meeste mensen deugen leert ons begrijpen hoe de samenleving ‘werkt', hoe organisaties werken en hoe het zit met ons eigen gedrag. Het boek past in de betrekkelijk jonge traditie van ‘transitiemanagement', omdat we allemaal beroerde signalen opvangen over waarin we vastlopen, maar ook van bemoedigende signalen, en hoe we ons uit ons zelfgeweven web kunnen bevrijden.
De eerste vraag die Bregman stelt is hoe het komt dat we wel openstaan voor die beroerde signalen en veel minder voor positieve signalen? Bregman onderzoekt de geschiedenis van de mensheid, de filosofische reflecties (Hobbes, Rousseau, Arendt) hierop en de psychologische theorievorming over de aard van de mens (Stanford Prison Experiment, Robbers Cave Experiment, Milgrams schokmachine, Broken Windows theorie). Hij komt tot de conclusie dat telkens weer wordt uitgegaan van een zwart mensbeeld, waarin de mens wordt afgebeeld als door en door egoïstisch en slecht. Het dominante beeld is dat slechts een dun laag rationeel vernis over de menselijke beschaving is gesmeerd en dat er maar iets hoeft te gebeuren of dat vernis wordt weggepoetst en de agressieve op competitie, concurrentie gerichte mens toont zich. Het antwoord hierop laat zich raden: institutionalisering om het ‘beest mens' in te tomen, te beheersen en te controleren.
Bregman laat overtuigend zien dat dit mensbeeld op vele domeinen van het leven dominant is. In de economie, waarin de homo economicus wordt voorgesteld als winstoptimaliserend wezen. In de politiek, waarin het machtsmonopolie via verhullende mythevorming mensen voorliegt en toch weet te overtuigen. In de psychologie, waarin het zogenaamde nocebo effect doorspeelt: als het beeld is dat de mens ziek/slecht is, roept dat direct de reactie op dat deze ook werkelijk slecht is. In de organisatieleer, waarin extrinsieke motivatie leidend is om resultaten te boeken en prestaties te behalen.
Bregman komt tot drie conclusies die verklaren waarom ons mensbeeld negatief is. Ons oude reptielenbrein zou ons eerder gevoelig maken voor het slechte dan het goede, we zien zaken al snel als een bedreiging. We voelen ons het meest aangetrokken tot wie het meest op ons lijkt. Daarbij komt dat de mens zich tijdens de agrarische revolutie is gaan settelen, privéeigendom steeds belangrijker werd en de macht in handen kwam van heersers die ons konden maken en - vaker - breken. Hoewel de moderne beschaving ons in de laatste paar eeuwen veel heeft gebracht, is de nieuwsgaring van alle media, van krant, televisie tot sociale media, gericht op negativiteit (bijvoorbeeld Big Brother, Tempatation Island), omdat positief nieuws alledaags en daarmee saai is.
Bregman laat zien dat het negatieve mensbeeld ons ernstig in de weg zit bij het anders inrichten van bijvoorbeeld onze landbouw, veeteelt, steden en staten. En voor de noodzaak daarvoor hoeven we maar om ons heen te kijken. De tweede vraag die besloten ligt in het lijvige boek is ‘hoe we het cynische, oude zogenaamd realistische wereldbeeld kunnen vervangen door een nieuw idealistisch=realistisch wereldbeeld'. Bregman's uitgebreide research heeft geleid tot een andere interpretatie van het bronnenmateriaal. Daaruit komt een mensbeeld naar voren dat gericht is op het goede doen, contact leggen, samenwerking aangaan, handelen vanuit intrinsieke motivatie, spel en creativiteit in ons handelen leggen, nieuwsgierig zijn en uitgaan van de ‘will to believe' (James). Allemaal aspecten, die in het dominante denken verwaarloosd werden en worden. Hieruit ontstaat de behoefte aan een actieve democratie die de macht over de ‘commons' teruggeeft aan de burgers en waarin complementair gedrag leidend is. Dat wil zeggen dat de compassie en verbinding met de ander, ook al ligt diens waardepatroon diametraal tegenover dat van jezelf, centraal staat. Op die manier kunnen we laten zien dat onze beschaving meer is dan een dun laagje vernis.
De meest mensen deugen is de opmaat voor een ‘nieuw realisme', dat niet stoelt op cynisme, maar op optimisme. Daarin moeten we oog hebben voor wat we allemaal aan positiefs tot stand hebben gebracht aan welvaart, gelijkberechtiging, armoedebestrijding, etc.. Hieruit kunnen we positieve energie putten, die we nodig zullen hebben om samen, met elkaar, de zware opgaven van deze en de komende tijd te lijf te gaan.
Het boek leest als een trein, is goed geschreven, is voorzien van heldere beschrijvingen en mooie metaforen en is verplichte leesstof voor iedereen die het lijden vanuit het verleden bereid is in te wisselen voor een leiden vanuit de toekomst. Deze andere kijk op de realiteit, op de mens, is nodig om tot een nieuwe mensgerichte, circulaire economie te komen, tot een positieve psychologie die uitgaat van mogelijkheden, tot een levende doe-democratie waarin burgers verantwoordelijkheid nemen en - tot slot - tot een visie op organisaties waarin macht gedeeld wordt door alle stakeholders.
De grote waarde van het boek is de oproep om ons - individueel en collectief - te bevrijden van het ingesleten donkere mensbeeld en maatschappijmodel. Wat dat betreft is de slotzin van De meeste mensen deugen hoopgevend: 'de naïviteit van vandaag kan de nuchterheid van morgen zijn', ... het is tijd voor een nieuw realisme.
Over Paul Misdorp
Paul Misdorp is Directeur van VinNDT (Veranderen in Nieuw Denken Toepassen) en kennispartner van Zeelenberg, adviseurs voor Mens en Organisatie en van House of Coherence.