Volgens de achterflap van ‘Het Perfecte Project’ van Bart Flos zou het centraal stellen van de mens ervoor zorgen dat projecten succesvol zijn. Natuurlijk lijkt het mij fantastisch om in deze fase van mijn carrière al de geheimen van het projectmanagement te ontrafelen, zodat ik de komende 40 jaar alleen nog maar perfecte projecten zal uitvoeren. Vol goede moed begin ik dus aan het boek. Bart Flos begint zijn boek met een paar smeuïge anekdotes, de wet van Murphy en een duidelijke probleemstelling: de vijf generieke oorzaken van projectfalen kunnen worden ingedeeld in drie probleemgebieden, te weten leiderschap, volwassenheid en weerbaarheid. Meteen daarna volgen een aantal praktische voorbeelden over hoe je problemen in deze drie gebieden kunt herkennen en het hoofd kunt bieden. Een mooi voorbeeld vind ik het kiezen van een geschikte leider, gebaseerd op een juiste inschatting van het soortelijk gewicht van een project. Net zoals Bart voorspelt, heb ik de neiging om het gewicht van een project alleen in te schatten op basis van de duur en de kosten. Na het lezen van Bart Flos voelt het een beetje dom dat ik de variabelen ‘impact’ en ‘mensen’ daarbij nooit meenam. In eerste instantie weet Bart Flos me te overtuigen dat ik het perfecte project kan gaan uitvoeren. Maar hoe verder ik kom, hoe meer het gevoel bij mij ontstaat dat Bart Flos de oplossing wel raakt, maar daarbij toch wegblijft van de moeilijke vragen. Natuurlijk zou iemand z’n hoofd boven het maaiveld moeten steken als een project niet loopt! Maar dat dat niet gebeurt, heeft vaak ingewikkelde oorzaken. De diepgewortelde overtuigingen die hier meestal aan ten grondslag liggen, neem je niet weg met een oneliner als: ‘dat is niet soft, dat is super!’ Daarnaast bekruipt me tegenzin om verder te lezen. Misschien zit projectmanagement me (nog) niet genoeg in de genen, maar de terminologie van Bart Flos gaat me tegen staan: op je ‘projecttenen’ staan om je ‘projectneus’ in de ‘projectzaken’ te steken en je ‘projectvinger’ op te steken. Ook de anekdotes doen enigszins overdreven aan en de uitroeptekens en oneliners springen je van de pagina’s tegemoet. Ook wordt de toegevoegde waarde van de kaders mij niet duidelijk. Een voorbeeld: midden in de beschrijving van de PRIC-lijst (Project Informatie en Confrontatie) duikt een top tien zeldzame projectcitaten op. Al deze tien citaten zijn een variant op hetzelfde thema: iemand die zijn excuses aanbiedt en beterschap belooft. Ten eerste kom ik deze citaten in één van mijn huidige, nog-niet-zo’n-succes-projecten, juist wél vaak tegen en ten tweede snap ik de bedoeling van het kader niet in de context van het hoofdstuk. Al met al heeft deze schrijfstijl een beetje een ridiculiserende, zelfs kleinerende, werking op me. Dit leidt er toe dat ik een aantal nuttige tips pas lang na het uitlezen van het boek tot me laat doordringen.
Over Milou Engelaer
Milou Engelaer houdt zich voornamelijk bezig met organisatie-ontwikkelvraagstukken, meestal in de ziekenhuiswereld maar soms ook in andere delen van de zorgsector (langdurige zorg, farmaceuten). Dat doet ze zowel in project- en programmateams als in de rol van procesbegeleider. Daarnaast geeft ze regelmatig trainingen en begeleidt ze intervisie. Ze is verbonden aan TwynstraGudde.