Je weet echt meer van online marketing dan je collega’s? Je vertelt de collega’s van het salesteam maar al te graag waarom jij elke maand de hoogste verkoopcijfers scoort? Jij hebt een scherpere pen dan de hele afdeling? Best kans dat ze je vroeg of laat vragen een interne training of workshop te geven. En als dat bevalt, trek je de deur achter je dicht en begin je een loopbaan als trainer of coach. Sommigen nemen die stap al zónder al die praktijkjaren. Want wat zo veel anderen doen, kan jij toch ook? En daar gaat ’t vaak mis, want trainen is toch een serieus vak, constateert Anne de Jong, al een kwart eeuw actief als trainer en coach. ‘Een vak waarin je echt veel vlieguren moet maken. Waarin je deelnemers helpt met veranderen, met vaardigheden, met leren over zichzelf. En bijvoorbeeld ook leert wat je zélf moet doen als mensen niet naar je luisteren, als een groep zich tegen jou keert, als jouw training een verplicht nummer is en niemand op jou zit te wachten.’
In Nederland, waar trainer en coach geen beschermde beroepen zijn, wemelt het van de coaches en trainers, beaamt De Jong: ‘Hou op, dat hoor ik zo vaak. Dat de ene helft van Nederland de andere helft coacht. Maar dan denk ik, er is blijkbaar ook veel vraag naar.’ De kunst is het kaf van het koren te scheiden. Ze verwijst naar een blog, waarin ze schreef over verhalen die ze hoorde over coaches die niet luisteren, maar alleen maar adviseren, of vooral over zichzelf praten. Ze noemt ze ‘carbonara coaches’: ‘We kunnen allemaal een aardige pasta carbonara maken, maar dat maakt ons nog geen goede kok.’
Effectief trainen van groepen
In 2006 startte De Jong haar eigen opleidingsinstituut NONONS, gericht op coaching, leiderschap en training. Het bureau floreert en heeft inmiddels twintig medewerkers in dienst. Vanwaar die naam? ‘Ik houd niet van wollig of zweverig, ben meer van een no-nonsense aanpak. Mensen willen houvast; ik geloof erin dat ons brein helderheid nodig heeft, dat we verklaringen fijn vinden. Ook onze readers zijn praktisch en no-nonsense. Ergens in 2016 zei een deelnemer tegen me dat mijn reader eigenlijk gewoon een boek was. Dat ik ermee naar een uitgever moest. Leek me nogal pretentieus, er zijn immers al honderden boeken over trainen en coachen. Afijn, ik toch maar naar uitgeverij Boom. Die waren meteen enthousiast. Ook over de titel: No-nonsense coachen. Maar dat was helemaal niet zo bedacht, dat had ik gewoon even als werktitel erboven gezet.’ Dat eerste boek ging over coachen, daarna schreven De Jong en een paar collega-trainers nog een aantal NONONS-boeken over leiderschap en trainen.
Nu komt De Jong met een boek over no-nonsense trainen, dat ze schreef met Nadia van der Vlies en Iris Kolthoff, resp. directeur van opleidingsinstituut NONONS en trainer/coachopleider. Het boek is specifiek gericht op het trainen van groepen en geeft de lezer allerlei tips, praktische adviezen, werkvormen en vaardigheden waardoor je als trainer effectief en zelfverzekerd voor een groep kunt staan. Ongeacht of je die groep vaardigheden wilt leren, hun gedrag of overtuigingen wilt veranderen, et cetera. Is trainen net zoiets als opleiden of een workshop geven? ‘In mijn ogen niet. Bij NONONS noemen we het een opleiding als deelnemers een vak leren en een examen moeten doen om te kunnen slagen. Een training is een programma van een of meerdere dagen waar deelnemers vaardigheden leren maar waar ze geen examen in hoeven te doen. De term workshop gebruiken wij voor een kort programma van een paar uur.’
Zorg voor veiligheid
Een van de leidraden waar de auteurs in No-nonsense trainen direct mee aftrappen: een goede trainer zorgt voor een veilige omgeving zodat het brein van de deelnemers rustig blijft. De Jong: ‘Een veilige sfeer is heel erg bepalend voor het leerklimaat in een groepstraining. Het zorgt ervoor dat deelnemers, vaak met collega’s om zich heen, vragen durven te stellen, het gevoel krijgen echt gehoord te worden. Zodat ze zich durven open te stellen om te leren.’ Wat zorgt voor onveiligheid? ‘Dat kan ‘m zitten in de samenstelling van de groep, bijvoorbeeld als je leidinggevende er ook bij is. Of het ligt aan een dominante prestatiecultuur waardoor niemand durft toe te geven iets lastig te vinden. Het kan ook zijn dat de trainer zélf het probleem is: als je je bijvoorbeeld manifesteert als alwetend, of als je de deelnemers goed kent, kan dat ook bijdragen aan een gevoel van onveiligheid. En het kan ook gewoon aan de trainingsruimte liggen: als die niet afgesloten is, of van glas is, kunnen anderen meekijken en -luisteren, wat ook voor een onveilig gevoel kan zorgen.’
Nachtmerries en wat te doen
Wat zijn valkuilen waar iedere trainer mee te maken kan krijgen? De Jong: ‘Het wordt bijvoorbeeld moeilijk als je voor een groep staat, die gestuurd is. Ik herinner me een organisatie waar wij als trainers werden gevraagd de medewerkers pro-actiever te maken. Ik voelde direct veel weerstand in die groep. Wat bleek: die organisatie had eerder veel beloftes gedaan aan het personeel, maar was die nooit nagekomen. Er was veel scepsis. Dus ook over onze training. Dat is een van de nachtmerries voor iedere trainer: niemand zit op jou te wachten.’ De Jong en haar medeauteurs hebben er zelfs een hoofdstuk aan gewijd: nachtmerries en tips hoe je ermee omgaat. Ze noemen er tien. Zoals: niemand zegt iets. Ze snappen je niet. Een van de deelnemers heeft zijn lolbroek aan en blíjft maar flauwe grappen maken. Of, de arrogante betweter domineert de groep en de training.
Niet trainen op intuïtie
Wat maakt iemand verder nou een goede trainer? In het boek staan vier basisvoorwaarden waar je goed op moet scoren om een goede trainer te kunnen zijn, schetst De Jong: ‘Dat zijn mature, wijs, leuk en praktisch. Bij mature moet je denken aan een empathische, gelijkwaardige houding, je maakt jezelf dan niet groter of kleiner dan je deelnemers. Dat bevordert het leren. Dat je een training praktisch houdt, is ook essentieel: maak de training relevant voor alle deelnemers. Van alleen een model of theorie leren ze niks. Zorg voor een slimme koppeling met hun werkpraktijk.’ Daarnaast, als je goed gemotiveerd bent, kun je veel aspecten gewoon leren, constateert De Jong: ‘Ik denk dat de bekende 10.000 uren-regel ook geldt voor het vak van trainer. Maar je moet er niet te makkelijk over denken, hoeveel vakervaring je ook hebt. Ga niet trainen op buikgevoel of intuïtie, maar werk gewoon met een draaiboek. Daardoor kun je binnen een trainingsdag goed doseren, is mijn ervaring.’
Humor, zelfspot en podiumdrang
Dus ja, je moet als trainer over uiteenlopende eigenschappen beschikken, beaamt De Jong: ‘Humor is superbelangrijk. Als een training de hele dag duurt, kunnen mensen even wegzakken. Als je dan een goede grap durft te maken, heb je ze zo weer bij de les. Daarnaast moet je waar nodig kwetsbaar durven zijn. Als ik bijvoorbeeld een opleiding geef aan relatiecoaches, is het goed als ik begin met iets uit mijn eigen relatie of coachingspraktijk, iets dat niet goed ging. Noem het functionele kwetsbaarheid. Tot bepaalde grenzen natuurlijk; heb je de halve nacht wakker gelegen vanwege een fikse ruzie met je partner, dan ga je niet de volgende ochtend snikkend voor de groep staan.’ Ook belangrijk: zelfspot. ‘Ook hier, wel met mate. Ik heb eens een trainer aan het werk gezien, die blééf zichzelf maar belachelijk maken. Dat is niet goed, dan maak je jezelf te klein.’ Een extravert karakter helpt ook, als je voor een groep gaat staan, vervolgt De Jong: ‘Ik maak hierbij wel onderscheid tussen een trainer en een coach. Een trainer is actiever, moet dingen helder kunnen uitleggen. Waar een coach meer een luisterende rol heeft. Je moet de coachee dan het werk laten doen, kan als het ware wat achteroverleunen om zo de patronen binnen zo’n team te kunnen herkennen. Hoe dan ook, het is fijn als je een soort podiumdrang hebt, dan heb je ’t als trainer gewoon makkelijker.’