De filosoof Hans Achterhuis (1942) heeft een fascinatie met utopieën. In zijn boek De erfenis van de utopie uit 1998 bestudeerde hij vooral technische en sociale utopieën. Beide beloofden de mensheid een heilsrijk via technische vooruitgang, respectievelijk de socialistisch-communistische revolutie. Deze utopische vergezichten oefenden ooit een zekere aantrekkingskracht uit op de jonge Achterhuis. Maar in de praktijk vielen de beloofde landen vies tegen. Sterker nog, het waren vaak gruwelijke mislukkingen. Later was dat voor Achterhuis reden om dit soort utopieën diepgaand en langdurig te onderzoeken.
De kredietcrisis van 2008 was voor Achterhuis de beslissende aanleiding om een heel ander type utopie, de kapitalistische, onder de loep te nemen. Aanvankelijk was het zijn bedoeling om een hoofdstuk toe te voegen aan een nieuwe editie van De erfenis van de utopie. Zijn speurtocht levert echter zoveel interessante ontdekkingen op dat hij er verslag van doet in een apart, nieuw boek: De utopie van de vrije markt.
Achteraf betreurt Achterhuis het dat het zo lang heeft geduurd voordat hij zich verdiepte in het werk van de vrouw die kan worden beschouwd als de geestelijk moeder van de moderne marktprofeten, de Amerikaanse schrijfster Ayn Rand. Zijn verklaring: ‘Haar ultrakapitalistische mensbeeld wees ik in het verleden zo instinctief af dat ik om die reden niet toekwam aan een serieuze bestudering van het neoliberalisme.’
In haar vuistdikke roman Atlas Shrugged beschrijft Rand de in haar ogen ideale wereld. Deze wordt gedreven door eigenbelang en hebzucht. Niets gebeurt er voor niets, voor alles moet worden betaald. Het dollarsymbool siert in Atlantis de gebouwen zoals kruisen kerken. Eén gedragsregel moeten alle bewoners onderschrijven: ‘Op mijn leven en mijn liefde ervoor zweer ik dat ik nooit zal leven ten behoeve van een ander mens, noch dat ik dit van iemand anders zal vragen.’ In Atlantis is de overheid de kwaaie pier. Daarom berooft de held Danneskjöld als een soort omgekeerde Robin Hood regeringsschepen en geeft hij de buitgemaakte schatten terug aan de uitgebuite superkapitalisten die gedwongen waren hoge belastingen af te dragen.
In de ogen van velen zal Atlas Shrugged een uiterst curieus boek zijn. Het is bijna niet te geloven dat iemand zonder ironie zo hamert op de weldadige effecten van hebzucht en eigenbelang. Achterhuis zegt daarover: ‘Voor Europeanen is die nadruk op hebzucht en eigenbelang misschien raar, voor Amerikanen is dat minder vreemd. Wij kennen vooral mensen van de Amerikaanse Oost- en de Westkust die nogal Europese denkbeelden koesteren. Maar tussen de kusten woont een heel ander type Amerikaan. Miljoenen van hen beschouwen Atlas Shrugged, na de bijbel, als het belangrijkste boek van de twintigste eeuw.’
Nog steeds heeft Ayn Rand veel invloed in conservatieve Amerikaanse kringen. Pamela Geller (de anti-islam activiste die Geert Wilders uitnodigde om op 11 september in New York te protesteren tegen de voorgenomen bouw van een moskee in de buurt van Ground Zero – AvB) heeft een weblog onder de titel Atlas Shrugs. Een hommage aan Rand.
Minstens zo schokkend is volgens Achterhuis dat Alan Greenspan (van 1987 tot 2006 toezichthouder van het stelsel van centrale banken) in de jaren zestig en zeventig deel uitmaakte van het kringetje rond de zeer charismatische Rand en volkomen doordrenkt was van haar opvattingen. Achterhuis: ‘Greenspan geloofde heilig in de markt. Hij dacht dat de markt voldoende zelfcorrigerend vermogen had en dat de overheid daarom geen regels hoefde te maken voor de handel in raadselachtige beleggingsproducten. Hij viel letterlijk van zijn geloof toen de markten het in 2008 niet meer aan konden en de kredietcrisis uitbrak.’
Greenspan werd benoemd door Reagan. Reagan en Thatcher waren de eerste politici die het neoliberale marktdenken omhelsden en zij kregen overal navolging. De laatste twintig jaar is deregulering, privatisering en het verlaten van macro-economisch beleid wereldwijd de standaard geworden. Neoliberale voorvechters doen voorkomen alsof deze ‘vrije markt’ de onvermijdelijke en natuurlijke toestand der dingen is.
Achterhuis betwist dat: ‘Het losse, vrije individu is geen vanzelfsprekendheid, maar het eindpunt van een lange historische ontwikkeling die uiteindelijk resulteerde in de arbeidsdeling van de marktsamenleving. Ik baseer me onder andere op het werk Karl Polanyi, de grondlegger van de economische antropologie. In zijn in 1957 verschenen boek The Great Transformation laat Polanyi zien dat pas in de zestiende eeuw in West-Europa de eerste contouren van een moderne marktsamenleving zichtbaar werden.’
Onnatuurlijk
De opkomst van de markteconomie was allesbehalve een natuurlijk proces, zet Achterhuis uiteen. Vaak waren er overheidsmaatregelen nodig, soms zelfs met geweld, om de vrije markt te creëren. ‘Zo was vóór de zestiende eeuw de gemeenheid in veel landen een belangrijk fenomeen. In Engeland waren dat bijvoorbeeld de commons, in Nederland was het de meent.’ Een stuk grond waar ieder lid van een bepaalde gemeenschap vrij toegang toe had. Mensen konden er hun vee weiden, turf of brandhout vandaan halen, en er vaak ook wat gewassen op verbouwen. Ze hadden een erkend gebruiksrecht en mochten de meent alleen gebruiken om ermee in hun eigen levensonderhoud te voorzien, niet om er geld of winst mee te maken. ‘Eind vijftiende eeuw nam het kapitalisme in Engeland een aanvang doordat de commons door de grote feodale heren in beslag werden genomen. De Vlaamse wolmanufactuur bloeide in die tijd op en de wolprijzen stegen sterk. De feodale heren omheinden de gemeenschappelijke gronden en maakten er exclusief privé-bezit van om hun schapen op te weiden. Extreme ellende en hongersnood waren het gevolg.’ Uiteindelijk moesten de boeren die van hun gronden verdreven waren onder erbarmelijke omstandigheden en voor een hongerloon gaan werken in de nieuw opgerichte fabrieken. ‘Een langdurig proces van maatschappelijke disciplinering was nodig om deze zelfstandige boeren te veranderen in afhankelijke loonarbeiders. Volgens een Engelse parlementaire commissie uit 1795 hadden de gemene gronden het werkvolk in staat gesteld ‘om zonder veel inspanning in zijn levensonderhoud te voorzien’. Daar moest een eind aan worden gemaakt; loonarbeid en armenwetten pasten beter in een kapitalistische markteconomie dan de gemeenheid.’
De opkomst van de marktsamenleving in landen als Engeland ging gepaard met onderdrukking, uitbuiting en geweld. Achterhuis citeert No Logo van Naomi Klein om te illustreren dat er ook nu nog in de free trade zones in Aziatische landen vaak toestanden heersen die doen denken aan het voor arbeiders erbarmelijke Engeland van de negentiende eeuw. ‘Door dit soort beschrijvingen wordt de tegenstelling die ideologen als Ayn Rand maken tussen het ‘geweld’ van de overheid en de ‘vreedzame vrijheid’ van de markt onhoudbaar. Hoe vrij zijn mensen die worden gedwongen te kiezen tussen de hongerdood en een schamel loontje dat hen toestaat net te overleven?’
Opmerkelijk is dat juist Adam Smith, de achttiende-eeuwse filosoof die geloofde in heilzame werking van de onzichtbare hand van de vrije markt, pleitte voor enig overheidsingrijpen. ‘Met name voor een streng toezicht op de banken. Hij was zich ervan bewust dat de regels die hij voorstelde ongetwijfeld in een bepaald opzicht konden worden beschouwd als een aantasting van de natuurlijke vrijheid. Maar volgens hem bracht de manier waarop sommige individuen gebruikmaakten van de hun geboden vrijheid de veiligheid van de hele maatschappij in gevaar.’
Economen als Milton Friedman en Friedrich von Hayek leverden de theoretische ammunitie voor het marktdenken van de laatste twintig jaar. Achterhuis spreekt van een ‘utopie van de vrije markt’. Hij kiest voor de term utopie, omdat iedere utopie – zowel de socialistische als de neoliberale – mensen een werkelijkheid voorspiegelt van welvaart, harmonie en geluk.
Dystopie
Achterhuis legt uit wat hij onder een utopie verstaat. ‘Een utopie pretendeert dat er een nieuw, mooi begin kan worden gemaakt door een radicale breuk met het verleden. Mensen moeten voor hun eigen bestwil in de utopische richting worden gedreven. Dit gebeurde bijvoorbeeld in het Chili van Pinochet en in Rusland na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie. Het hoort bij een utopie dat men nooit in zijn opzet slaagt en dat het in de praktijk altijd anders blijkt uit te pakken dan men in de theorie voor ogen had: het wordt een dystopie.’
De dystopische trekken van het wereldwijde neoliberale marktdenken werden hem in de loop van zijn onderzoek steeds duidelijker: ‘Menselijke relaties verschralen omdat de hele wereld tot een markt wordt gereduceerd; er is sprake van toenemende sociale ongelijkheid; van uitsluiting van burgers die de concurrentiestrijd op de markt niet aankunnen; een paradoxale toename van toezicht en controle, etcetera.’ Bovendien is het, zo blijkt uit verschillende schattingen, uiterst twijfelachtig of het neoliberale marktdenken tot meer economische groei heeft geleid. ‘Maar ik zie vooralsnog niet dat er sprake is van een slingerbeweging van de geschiedenis, waarop bijvoorbeeld de Engelse Keyneskenner en -aanhanger Robert Skidelsky rekent of hoopt. Voorlopig zie ik in het economisch denken geen enkel serieus alternatief voor het neoliberalisme opduiken. Er zal toch eerst iemand moeten zijn die de slinger een duwtje geeft in de richting van meer verantwoordelijkheid van de overheid voor de economie, ten koste van de markt.’
Over Annegreet van Bergen
Annegreet van Bergen is econoom, auteur van de bestseller Gouden jaren en journalist.